200203117/1.
Datum uitspraak: 24 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Brabantse Milieufederatie", gevestigd te Tilburg, en anderen,
appellanten,
gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerders.
Bij besluit van 11 september 2001 heeft de gemeenteraad van Veldhoven, op voorstel van burgemeester en wethouders van 28 augustus 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "Noordelijke ontsluitingsroute".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 2 april 2002, nummer 783061, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 7 juni 2002, bij de Raad van State ingekomen op 10 juni 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Verweerders hebben geen verweerschrift ingediend.
Nader is ingekomen een stuk van verweerders. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde],
en verweerders, vertegenwoordigd door J.G.A.M. van de Wijdeven, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is namens de gemeenteraad van Veldhoven verschenen R. Smits, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.2. Het bestemmingsplan betreft het tracé van een verbindingsweg tussen de Oude Kerkstraat nabij Oerle en de ringweg van het nieuwe woon- en werkgebied Meerhoven in Eindhoven.
2.3. Appellanten stellen dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben verleend aan het gedeelte van het plan dat betrekking heeft op het weggedeelte tussen de Scherpenering en de Oude Kerkstraat. Daartoe voeren zij aan dat de verkeerskundige noodzaak onvoldoende is aangetoond, dat de Oude Kerkstraat te zwaar zal worden belast, dat het verkeer in de kern van Oerle juist zal toenemen, dat een kernleefgebied van amfibieën wordt aangetast en dat in het bestreden besluit er ten onrechte van is uitgegaan dat de gehele weg reeds is aangelegd.
2.4. De gemeenteraad stelt dat de aanhaking op de Oude Kerkstraat is opgenomen om het huidige sluipverkeer door Oerle een alternatief te bieden via het hoofdontsluitingswegenstelsel van Meerhoven. De Noordelijke ontsluitingsroute is geen extra ontsluitingsweg naar de Kempen, maar zal hoofdzakelijk worden gebruikt door verkeer dat het bedrijventerrein Habraken als bestemming heeft; dit verkeer komt hoofdzakelijk uit oostelijke richting en zal ook de retourbestemming hoofdzakelijk in oostelijke richting hebben.
2.5. Verweerders hebben geen reden gezien dit gedeelte van het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben dit plandeel goedgekeurd. Daartoe hebben zij onder meer overwogen dat uit het verkeersmodel voor Meerhoven/Eindhoven kan worden afgeleid dat de ontsluitingsweg niet zal leiden tot onevenredige verkeersdruk op het aansluitende wegennet en dat naar aanleiding van overleg dat zij op 17 januari 2001 met de gemeente hebben gevoerd het tracé van de weg zodanig is aangepast dat dit buiten de groene hoofdstructuur ligt, waardoor voldoende gegarandeerd is dat de in het gebied ten noorden van het plangebied aanwezige waarden afdoende beschermd worden.
2.6. De Afdeling acht de verkeerskundige functie van het in geding zijnde weggedeelte voldoende aangetoond. Voorts moet worden vastgesteld dat de Oude Kerkstraat en de Noordelijke ontsluitingroute reeds thans verbonden zijn door de Scherpenering en dat de Oude Kerkstraat door haar smalle profiel aan het ontstaan van grote verkeersstromen in de weg staat. Dat, zoals appellanten stellen, het verkeer in de kern Oerle juist zal toenemen, is niet aannemelijk gemaakt.
2.7. De Afdeling stelt vast dat niet in geding is dat het natuurkerngebied Habraken niet door het wegtracé doorsneden wordt. In de plantoelichting wordt vermeld dat in opdracht van de gemeente aanvullend ecologisch onderzoek is uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in de omgeving van het natuurkerngebied. Hieruit blijkt dat bij de poel “’t Koepeltje”, die 70 meter ten westen van het tracé van het bestreden weggedeelte ligt, de Alpenwatersalamander is waargenomen.
Appellanten stellen dat een voldoende gedetailleerd inzicht in de lokale ecologische situatie ontbreekt. Zij achten dit inzicht noodzakelijk omdat het gebied een geschikte habitat vormt voor de kamsalamander en een gebied met een straal van 300 meter rond de poel tot de landhabitat van deze diersoort kan behoren.
De Afdeling stelt vast dat blijkens de plantoelichting aanvullend ecologisch onderzoek is uitgevoerd. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit onderzoek ontoereikend is.
Ten aanzien van de stelling van appellanten dat door verkeersgeluid en verlichting het leefgebied binnen de groene hoofdstructuur wordt aangetast, overweegt de Afdeling dat, gelet op hetgeen hieromtrent uit de stukken en het verhandelde ter zitting is af te leiden, geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat deze verstoring wezenlijk zal bijdragen aan de verstoring die thans reeds optreedt als gevolg van de aanwezigheid van het vliegveld Welschap in de onmiddellijke nabijheid van het gebied.
2.8. Gebleken is dat het plan inmiddels is verwezenlijkt, met uitzondering van het gedeelte tussen de Scherpenering en de Oude Kerkstraat. In het bestreden besluit wordt ten onrechte overwogen dat de weg inmiddels is gerealiseerd. Noch uit het besluit, noch overigens is evenwel gebleken dat verweerders hieraan betekenis hebben toegekend.
2.9. Gezien het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en drs. G.A. Posthumus en mr. P.J.J. van Buuren, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. De Groot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2002