200105584/1.
Datum uitspraak: 24 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerders.
Bij besluit van 12 juni 2001 hebben burgemeester en wethouders van Warmond het wijzigingsplan "1e wijziging van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veerpolder" vastgesteld.
Dit besluit is aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 5 september 2001, kenmerk DRGG/ARB/01/5562A, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 6 november 2001, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2001, en appellanten sub 2 bij brief van 6 november 2001, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2001, beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 15 januari 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 25 juni 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2002, waar appellant sub 1 en appellanten sub 2, allen vertegenwoordigd door mr. M.A. Haasnoot, advocaat te Leiden, en verweerders, vertegenwoordigd door A. de Jong, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord burgemeester en wethouders van de gemeente Warmond, vertegenwoordigd door C.J.M. Goossens en A. de Vromen, ambtenaren van de gemeente, en de besloten vennootschap “Padox B.V.”, vertegenwoordigd door mr. A.R.M. van der Pluijm, advocaat te Leiden.
2.1. Het wijzigingsplan heeft betrekking op een deel van de gronden in de Veerpolder te Warmond. Met het plan wordt de bedrijfsbestemming uit het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Veerpolder” (hierna: het bestemmingsplan) gewijzigd in een recreatie- en horecabestemming, om de aanleg van een zogenoemd botel met een jachthaven mogelijk te maken.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.
2.2. Appellant sub 1, eigenaar van een aannemersbedrijf dat aan de oostzijde grenst aan het plangebied, en appellanten sub 2, die wonen aan de [locatie 1] ten westen van het plangebied, stellen beiden in beroep dat verweerders ten onrechte goedkeuring aan het wijzigingsplan hebben verleend.
Appellanten voeren aan dat de wijzigingsbevoegdheden op onjuiste wijze zijn toegepast.
Verder zijn appellanten van mening dat de Veerweg, de ontsluitingsweg van het bedrijventerrein, niet berekend is op de te verwachten toename van de verkeersintensiteit als gevolg van de vestiging van een botel en een jachthaven ter plaatse. Appellant sub 1 vreest daardoor in zijn bedrijfsvoering te worden beperkt.
Appellant sub 1 voert bovendien aan dat het wijzigingsplan in strijd is met de nota “Beleidsplan Toerisme en Recreatie Warmond”. Daarnaast is er volgens appellant in Warmond een structureel tekort aan bedrijventerreinen en dient het bedrijventerrein “Veerpolder” uitsluitend gebruikt te worden voor de vestiging van bedrijven.
Appellanten sub 2 vrezen voorts voor een toename van overlast door stemgeluid en in- en uitvarende boten en voor aantasting van hun privacy. Daarnaast vrezen zij voor aantasting van het karakter van het gebied.
Verder wijzen appellanten op nieuwe plannen van de gemeente voor het gebied.
2.3. Burgemeester en wethouders hebben zich ten aanzien van het wijzigingsplan op het standpunt gesteld dat de realisering van een botel en een jachthaven ter plaatse past binnen het gemeentelijke beleid, neergelegd in het “Beleidsplan Toerisme en Recreatie Warmond”. Ten aanzien van de geluidoverlast stellen zij dat met name de geluidbelasting veroorzaakt door het frequente railverkeer op het nabijgelegen spoor overheerst. Verder wijzen zij op de regels in het Besluit horecabedrijven milieubeheer ter voorkoming en beperking van overlast door stemgeluid. Wat betreft de in- en uitvarende boten menen zij dat de overlast beperkt zal zijn door het zeer beperkte aantal boten.
2.4. Verweerders hebben geen reden gezien dit wijzigingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben dit plan goedgekeurd.
Verweerders zijn van mening dat het wijzigingsplan past binnen de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan. Voor het overige sluiten verweerders zich aan bij het standpunt van burgemeester en wethouders van de gemeente.
2.5. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan –voor zover hier van belang- zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming “Bedrijven” te wijzigen in de bestemming “Horeca” met dien verstande dat: d. het bepaalde in artikel 10 lid 1 van overeenkomstige toepassing is met uitzondering van de in dit lid opgenomen beperking, waarbij hotels van de bestemming zijn uitgesloten.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan –voor zover hier van belang- zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming “Bedrijven” te wijzigen in de bestemming “Sportieve Recreatie, watersport, en Bedrijven, botenwerven”. In het bestemmingsplan is aan de nu aan de orde zijnde gronden de bestemming “Bedrijven” toegekend. In het wijzigingsplan is aan een deel van de gronden de bestemming “Horeca” toegekend. Ingevolge artikel 2 van de voorschriften van het wijzigingsplan is het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Veerpolder” betreffende de uitzondering van hotels overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, eerste lid, sub d, van bedoeld bestemmingsplan ten aanzien van de bestemming “Horeca” niet van toepassing. Hieruit volgt dat ingevolge het wijzigingsplan hotels zijn toegestaan. De Afdeling volgt de stelling van appellanten dat een botel niet gelijkgesteld kan worden met een hotel niet. Verder is de Afdeling van oordeel dat de in het bestemmingsplan opgenomen regels zich niet verzetten tegen het tegelijkertijd toepassen van de wijzigingsbevoegdheden opgenomen in artikel 17, eerste en tweede lid, van dit plan. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het wijzigingsplan niet binnen de regels van het bestemmingsplan past.
2.6. De Afdeling overweegt dat met het bestaan van de door verweerders goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan, de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd. In zoverre hebben verweerders zich dan ook met burgemeester en wethouders op het standpunt kunnen stellen dat het mogelijk maken van een botel en jachthaven aan de Warmonder Leede, op de in het geding zijnde gronden in beginsel aanvaardbaar is. Naar het oordeel van de Afdeling neemt dit echter niet weg dat het bij een wijziging gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht, zodat het feit dat in een bepaald geval aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, de verplichting van het gemeentebestuur en gedeputeerde staten onverlet laat om in de besluitvorming omtrent de vaststelling respectievelijk de goedkeuring van een wijzigingsplan na te gaan of gelet op andere betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd. Dit betekent dat burgemeester en wethouders een zekere beleidsvrijheid hebben ten aanzien van de vraag of en, zo ja, op welke wijze van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
2.6.1. Ten aanzien van het bezwaar met betrekking tot de Veerweg overweegt de Afdeling het volgende. Uit onderzoek van de gemeente is gebleken dat het botel met jachthaven zal leiden tot ongeveer 150 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Uit de stukken, waaronder het deskundigenbericht, is gebleken dat de verkeersbewegingen van en naar het botel overwegend in de ochtend en in de avond zullen plaatsvinden. Op deze momenten, met name in de ochtend, wordt de Veerweg tevens gebruikt voor zwaar verkeer van en naar de bedrijven op het bedrijventerrein. Verder zullen het botel en de jachthaven echter het meeste publiek trekken in de zomer en in de weekends. Uit de stukken blijkt dat de weg breed genoeg is om voertuigen elkaar te laten passeren.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling niet gebleken dat de toename van het aantal motorvoertuigbewegingen op de Veerweg tot een zodanige belasting van deze weg zal leiden dat verweerders aan dit bezwaar van appellanten overwegende betekenis hadden moeten toekennen.
2.6.2. Het “Beleidsplan Toerisme en Recreatie Warmond” is vastgesteld met het doel een toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen op het gebied van toerisme en recreatie te bieden. In dit beleidsplan is aangegeven dat aan de huidige verblijfsmogelijkheden binnen de gemeente onder meer hotel/botelovernachtingen toegevoegd zouden kunnen worden. Over de locatie van hotel of botel is in het beleidsplan niets vermeld. De uitbreiding van het aantal openbare aanlegplaatsen, vooral vlakbij de dorpskern, moet worden gestimuleerd, aldus het beleidsplan. Het vorenstaande sluit de aanleg van ligplaatsen op enige afstand van de dorpskern niet uit.
Niet is gebleken dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid, als neergelegd in het “Beleidsplan Toerisme en Recreatie Warmond”.
2.6.3. Met betrekking tot het bezwaar van appellanten tegen geluidhinder vanwege in- en uitvarende boten en stemgeluid van bezoekers van de jachthaven en het botel merkt de Afdeling het volgende op. Blijkens de stukken, waaronder het deskundigenbericht, liggen zowel de jachthaven en het botel als de woningen van appellanten direct aan de Warmonder Leede. Van deze vaarweg wordt reeds met name in de zomermaanden en in de weekends veel gebruik gemaakt. De jachthaven voorziet in ongeveer 43 ligplaatsen, waardoor het aantal in- en uitvarende boten en de daarmee gepaard gaande geluidhinder naar verhouding beperkt zal blijven. Overigens kunnen in het kader van de vergunning op grond van de Wet milieubeheer voorschriften worden gesteld ter beperking van de geluidoverlast zowel ten aanzien van het in- en uitvaren van de boten als het stemgeluid. Ter zitting is gebleken dat in het kader van de uitvoering van het plan maatregelen kunnen en zullen worden getroffen om de aantasting van de privacy te beperken. Mede gelet op de afstand van de woningen en tuinen tot de jachthaven en het botel en op de hoogte van het botel hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacy van appellanten sub 2 niet in ernstige mate zal worden aangetast.
Gelet op het voorgaande is er geen grond voor het oordeel dat de jachthaven en het botel tot een zodanige aantasting van het woon- een leefklimaat van appellanten zullen leiden, dat verweerders om die reden het plan niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening hebben kunnen achten.
2.6.4. Blijkens de stukken dateren de door appellanten gestelde nieuwe plannen van de gemeente met de Veerpolder, waarvan het plangebied deel uitmaakt, van na het nemen van het bestreden besluit en betreffen deze plannen een voorlopige instemming door burgemeester en wethouders met de plannen van de eigenaar van de Veerpolder. Verweerders konden en behoefden deze plannen dan ook niet bij hun besluit te betrekken.
2.7. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is genomen of voorbereid in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders in zoverre terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.
De beroepen zijn ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, en mr. J.J. Vis en dr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2002