ECLI:NL:RVS:2002:AF2498

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202099/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.E. van der Does
  • J.A.M. van Angeren
  • E.A. Alkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de raad van de gemeente Woensdrecht tegen uitspraak rechtbank Breda inzake schadevergoeding op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de raad van de gemeente Woensdrecht tegen een uitspraak van de rechtbank te Breda. De rechtbank had op 26 februari 2002 een beroep van [partij] gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van de raad vernietigd. Dit bezwaar was gemaakt tegen een besluit van de raad van 25 januari 2001, waarin het verzoek van [partij] om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ongegrond werd verklaard. De raad had eerder op 27 januari 2000 een schadevergoeding van ƒ 12.500,00/€ 5.672,25 toegekend aan [partij], te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 september 1998.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 november 2002 ter zitting behandeld. De raad werd vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, ambtenaar der gemeente, en [partij] werd bijgestaan door mr. H.A.M. Lamers, gemachtigde. De zaak betreft een verzoek van [partij] dat verband houdt met een vrijstelling verleend door de burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Ossendrecht voor de aanleg van een ontsluitingsweg met geluidwerende voorziening ten behoeve van steenfabriek "Boudewijn". De rechtbank had geoordeeld dat de aanleg van een geluidswal met een hoogte van 4,5 meter en een breedte van 9 meter niet verenigbaar was met de bestemming van de gronden, die "Natuurgebied" of "Natuurgebied/militair oefenterrein" was.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden. Tevens werd de raad van de gemeente Woensdrecht veroordeeld in de proceskosten van [partij], tot een bedrag van € 644,00, te betalen door de gemeente aan [partij]. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 december 2002.

Uitspraak

200202099/1.
Datum uitspraak: 24 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Woensdrecht,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 26 februari 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2000 heeft appellant (hierna: de raad) aan [partij] naar aanleiding van diens verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) een bedrag toegekend van ƒ 12.500,00/€ 5.672,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 1998.
Bij besluit van 25 januari 2001 heeft de raad het daartegen door [partij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften van 9 augustus 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 26 februari 2002, verzonden op 6 maart 2002, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door [partij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de raad bij brief van 9 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 mei 2002 heeft [partij] een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2002, waar de raad, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, ambtenaar der gemeente, en [partij], bijgestaan door mr. H.A.M. Lamers, gemachtigde, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek van [partij] houdt verband met de door burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Ossendrecht bij besluit van 26 maart 1996 met toepassing van artikel 19 van de WRO verleende vrijstelling van het ter plaatste vigerende bestemmingsplan "Buitengebied (Ossendrecht)", teneinde ten behoeve van steenfabriek "Boudewijn" de aanleg van een aan zijn perceel grenzende ontsluitingsweg met geluidwerende voorziening mogelijk te maken.
2.2. De gronden waarop de geluidswal is gerealiseerd, hebben de bestemming "Natuurgebied" of "Natuurgebied/militair oefenterrein" en zijn bedoeld voor het behoud en/of herstel van de natuur- en cultuurwaarden, extensieve recreatie en militair oefenterrein. Het aanbrengen van een geluidswal met een hoogte van 4,5 meter en een totale breedte van 9 meter, is met deze bestemming niet verenigbaar, zodat daarvoor - gelet op het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de WRO geen aanlegvergunning had kunnen worden verleend. De bij besluit van 26 maart 1996 verleende vrijstelling was derhalve tevens nodig om voor wat betreft de aanleg van de geluidswal de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen. De rechtbank is, zij het op andere gronden, tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van gronden, te worden bevestigd.
2.4. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Woensdrecht in de door [partij] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Woensdrecht aan [partij] te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Van Loon
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2002
284-364.