ECLI:NL:RVS:2002:AF2505
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M.P. Glerum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek door burgemeester en wethouders van Ameland
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 16 juli 2001. De appellant had een verzoek ingediend bij de burgemeester en wethouders van Ameland om handhavend op te treden tegen een berging/paardenstal op zijn perceel. Dit verzoek werd op 8 april 1999 afgewezen, waarna het bezwaar tegen deze afwijzing op 20 augustus 1999 ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 16 juli 2001, waartegen de appellant hoger beroep instelde.
De Raad van State heeft de zaak op 3 mei 2002 behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel de appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W. Bustin, als de burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door ambtenaar R. Korvemaker, aanwezig. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die niet al in de eerdere procedure bij de rechtbank naar voren waren gebracht.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de eerdere beslissing van 21 oktober 1998, hoewel deze enige verwarring bij de appellant had kunnen veroorzaken, niet de verwachting kon wekken dat er op zijn verzoek tot bestuursdwang zou worden ingegaan. De rechtbank had geen aanleiding gevonden om te concluderen dat de burgemeester en wethouders zich ten onrechte op het standpunt hadden gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging van de eerdere weigering rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 december 2002.