200203539/1.
Datum uitspraak: 24 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 31 mei 2002 in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend of gevestigd te [woonplaats]
de raad van de gemeente Amsterdam.
Op 4 juli 2001 heeft de raad van de gemeente Amsterdam (hierna: de raad) ten behoeve van het project Tram oostelijk havengebied ingestemd met het ontwerp voor de trajectdelen Sarphatistraat en Czaar Peterstraat zoals vermeld in de voordracht van appellanten van 21 juni 2001 (hierna: het profielbesluit).
Bij besluit van 30 januari 2002 heeft de raad het daartegen door [verzoekers] gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 17 januari 2002, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 31 mei 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [verzoekers] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, bepaald dat de raad opnieuw beslist op het bezwaar en het besluit van 4 juli 2001 geschorst tot de dag van bekendmaking van het door de raad te nemen besluit op bezwaar.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 augustus 2002 hebben [verzoekers] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, vergezeld van mr. A.F.M. ter Laak, en [verzoekers], bijgestaan door mr. G.H. Schoorl, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
2.2. Bij de beslissing op bezwaar van 30 januari 2002 heeft de raad overwogen dat het profielbesluit geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb en het tegen die beslissing gemaakte bezwaar om die reden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter overwogen, dat met het met de beslissing van 4 juli 2001 geëffectueerde profielontwerp onder meer het verdwijnen van 68 parkeerplaatsen in de Czaar Peterstraat wordt beoogd, hetgeen meebrengt dat een concreet gedeelte van de weg dat voordien voor bestuurders van motorrijtuigen toegankelijk was, als direct en definitief gevolg van dit besluit exclusief voor voetgangers toegankelijk wordt. Volgens de voorzieningenrechter beperkt het profielbesluit het aantal categorieën weggebruikers dat van dat weggedeelte gebruik kan maken. Op grond daarvan heeft de voorzieningenrechter geoordeeld, dat voor zover het profielbesluit bijvoorbeeld het opgeven van deze parkeerplaatsen beoogt, dit besluit in feite de kenmerken heeft van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 15 van de WVW.
2.4. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb moet een besluit op (extern) rechtsgevolg zijn gericht. Niet valt in te zien dat daarvan bij het profielbesluit sprake is. Volgens de procedure voor de bestuurlijke besluitvorming binnen de gemeente bij aanleg van nieuwe railinfrastructuur in het bestaande woongebied beslist uiteindelijk de raad op voordracht van burgemeester en wethouders over het profielbesluit. Met deze beslissing wordt niet meer beoogd dan het verkrijgen van instemming van de raad met het ontwerp voor de feitelijke herinrichting van de Sarphatistraat en Czaar Peterstraat. Eerst wanneer het project in de uitvoeringsfase komt, worden zo nodig terzake verkeersbesluiten, als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de WVW, en andere van belang zijnde uitvoeringsbeslissingen genomen. Zo is met het oog op de uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers met de categorie “trambestuurders” op 21 december 2001 een verkeersbesluit genomen. Het profielbesluit behelst niet (mede) een verkeersbesluit of een daarmee op een lijn te stellen beslissing, daargelaten dat het verdwijnen van parkeerplaatsen in de Czaar Peterstraat niet leidt tot een beperking van het aantal categorieën weggebruikers dat van de Czaar Peterstraat gebruik kan maken.
Gelet op het voorgaande kan het profielbesluit niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb worden aangemerkt en heeft de raad het bezwaar van [verzoekers] terecht niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft dit miskend. Of het bezwaar ook terecht “kennelijk” niet-ontvankelijk is verklaard, wordt in het midden gelaten, nu partijen ter zitting hebben aangegeven een eindoordeel van de Afdeling te verlangen over de vraag of het profielbesluit als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 31 mei 2002, AWB 02/1604 BESLU en AWB 02/1605 BESLU;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2002