ECLI:NL:RVS:2002:AF2513

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200203151/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van gedeputeerde staten van Utrecht inzake Natuurgebiedsplan Kromme Rijngebied

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 1 mei 2002, waarin het beroep tegen het besluit van de gedeputeerde staten van Utrecht om het Natuurgebiedsplan Kromme Rijngebied vast te stellen, ongegrond werd verklaard. Het besluit van de gedeputeerde staten, genomen op 30 januari 2001, was gebaseerd op de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000. Appellanten hebben op 7 juni 2002 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, na de uitspraak van de rechtbank. Tijdens de zitting op 13 december 2002 zijn appellanten in persoon verschenen, terwijl de gedeputeerde staten werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden, mr. J.G. Jorritsma en drs. L.M. Kuyf.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het betoog van appellanten in hoger beroep voornamelijk een herhaling was van hun eerdere argumenten bij de rechtbank. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld dat de begrenzing van het natuurgebied in het natuurgebiedsplan geen directe gevolgen had voor de bestemming van het perceel van appellanten, waardoor zij hun huidige gebruik konden voortzetten. De Afdeling heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en kwam tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond was.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 24 december 2002.

Uitspraak

200203151/1.
Datum uitspraak: 24 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 1 mei 2002 in het geding tussen:
appellanten
en
gedeputeerde staten van Utrecht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2001 hebben gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: gedeputeerde staten) op basis van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 het Natuurgebiedsplan Kromme Rijngebied vastgesteld.
Bij uitspraak van 1 mei 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 augustus 2002 hebben gedeputeerde staten een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2002, waar appellanten in persoon en gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. J.G. Jorritsma en drs. L.M. Kuyf, gemachtigden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van appellanten in hoger beroep komt neer op een herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De rechtbank is ter zake op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. De Afdeling komt, met overneming van hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen, niet tot een ander oordeel dan dat de begrenzing van het natuurgebied in het natuurgebiedsplan geen directe consequenties heeft voor de bestemming van het perceel van appellanten, zodat zij het huidige gebruik daarvan kunnen voortzetten. Daarbij ware nog in aanmerking te nemen dat het aangewezen bosgebied “Nieuw Wulven” reeds eerder is aangewezen als onderdeel van de Randstadgroenstructuur en niet behoort tot de in het natuurgebiedsplan begrensde natuurgebieden.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2002
66-424.