ECLI:NL:RVS:2003:AF4411

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204231/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.H. Lauwaars
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Heistraat in strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 februari 2003 uitspraak gedaan over de goedkeuring van een wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf. Het wijzigingsplan, dat woningbouw aan de Heistraat mogelijk maakt, was in strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Appellant, die niet verschenen was, had beroep ingesteld tegen de goedkeuring van het plan, omdat de bestemming voor woonwagenstandplaatsen ten onrechte werd gewijzigd in een bestemming voor halfvrijstaande woningen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de gemeente Landgraaf niet heeft voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan, aangezien er geen alternatieve locaties zijn gerealiseerd voor de woonwagenstandplaatsen. De Afdeling oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders ten onrechte het wijzigingsplan had goedgekeurd, omdat dit in strijd was met de geldende wetgeving. De uitspraak leidde tot de vernietiging van het besluit van het college en de onthouding van goedkeuring aan het wijzigingsplan. De provincie Limburg werd bovendien verplicht om het griffierecht aan appellant te vergoeden.

Uitspraak

200204231/1.
Datum uitspraak: 12 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf het wijzigingsplan "Heistraat, 1e partiële wijziging (gelegen aan de Boskriek)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 4 juni 2002, nr. 2002/22225, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 5 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 6 augustus 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 oktober 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2002, waar
verweerder, vertegenwoordigd door drs. C.J.H. Vanwersch-Maes, ambtenaar van de provincie, en het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf, vertegenwoordigd door mr. J.P.M. Paas en S.J.H. Kockelkorn, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Appellant is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het wijzigingsplan (hierna: het plan) voorziet in woningbouw aan de Heistraat ter hoogte van de [locatie 1] tot en met [locatie 2].
Het plan is gebaseerd op artikel 10, lid F, van de voorschriften van het bestemmingsplan “Heistraat” en heeft betrekking op de wijziging van de bestemming “Woondoeleinden IV” bestemd voor woonwagenstandplaatsen en/of chalets, in de bestemming “Woondoeleinden II” bestemd voor halfvrijstaande woningen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Appellant heeft bezwaar tegen de goedkeuring van het plan. Hij voert hiertoe aan dat de voor de gronden geldende bestemming voor woonwagenstandplaatsen en/of chalets ten onrechte wordt gewijzigd in een bestemming die de bouw van halfvrijstaande woningen mogelijk maakt, nu binnen de gemeente Landgraaf een wachtlijst voor woonwagenstandplaatsen bestaat. Appellant stelt verder dat deze bestemmingswijziging geen recht doet aan de cultuur van woonwagenbewoners.
2.4. Het college van burgemeester en wethouders stelt zich op het standpunt dat de gemeente Landgraaf als gevolg van de intrekking van de Woonwagenwet op 1 maart 1999 niet meer de verplichting heeft een woonwagencentrum in stand te houden. Daarnaast heeft het Rijk met de intrekking van de Woonwagenwet de gemeente Landgraaf niet aangewezen als een zogenoemde tekortgemeente, die de verplichting heeft in de gemeentelijke huisvestingsverordening een voorrangsregeling op te nemen voor rechthebbenden op een woonwagenstandplaats. Het college heeft verder overwogen dat dit niet betekent dat bestaande woonwagencentra mogen worden opgeheven. Volgens het college is op de gronden aan de Heistraat ter hoogte van de Boskriek geen sprake van een bestaand en bewoond woonwagencentrum.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd. Hij kan instemmen met het standpunt van het college van burgemeester en wethouders. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat het plan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in artikel 10, lid F, van de voorschriften van het bestemmingsplan.
2.6. Ingevolge artikel 10, lid F, onder 1 en 1.1., van de voorschriften van het bestemmingsplan “Heistraat” hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid de bestemming “Woondoeleinden IV” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden II”, met dien verstande dat:
het bepaalde in artikel 8, leden B. tot en met G., van deze voorschriften van overeenkomstige toepassing is, mits:
- op een alternatieve locatie wordt voldaan aan het beleid zoals verwoord in het Provinciaal Woonwagenplan 1993;
- de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden.
Ingevolge artikel 10, lid B, onder 1, van de voorschriften van het bestemmingsplan (de beschrijving in hoofdlijnen) dient de gemeente Landgraaf op grond van het Provinciaal Woonwagenplan 1993 nog zes woonwagenstandplaatsen tot en met 1996 te realiseren. Aan deze taakstelling wordt een flexibele invulling gegeven door de mogelijkheid voor zowel woonwagenstandplaatsen als chalets op te nemen.
2.6.1. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de Afdeling van oordeel dat het plan niet in overeenstemming is met de wijzigingsvoorwaarde uit het bestemmingsplan, inhoudende dat op een alternatieve locatie moet worden voldaan aan het beleid zoals verwoord in het Provinciaal Woonwagenplan 1993. Hierbij is in aanmerking genomen dat de gemeente Landgraaf sinds 1993 geen zes woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente heeft gerealiseerd. De omstandigheid dat het Provinciaal Woonwagenplan 1993 per 31 december 1996 is vervallen en de omstandigheid dat compensatie voor het vervallen van de woonwagenlocatie aan de Kleikoelebergweg niet nodig is omdat deze woonwagenlocatie is gehandhaafd, doen hieraan niet af. Immers de wijzigingsvoorwaarde in het bestemmingsplan kan pas vervallen indien dit plan in zoverre wordt aangepast. Dit is echter niet gebeurd.
Ten aanzien van de door appellant gestelde wachtlijst voor woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente Landgraaf, stelt de Afdeling voorts vast dat het college van burgemeester en wethouders ter zitting heeft aangegeven dat thans zes personen op deze wachtlijst staan.
Gezien de strijdigheid van het plan met de wijzigingsvoorwaarde uit het bestemmingsplan, behoeft het beroep van appellant voor het overige geen behandeling.
2.7. Gelet op het vorenstaande is het wijzigingsplan vastgesteld in strijd met artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling acht termen aanwezig om zelf te voorzien.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 4 juni 2002, nr. 2002/22225;
III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan “Heistraat, 1e partiële wijziging (gelegen aan de Boskriek)”;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat de provincie Limburg aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 109,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Lauwaars w.g. Kooijman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op
177-427.