ECLI:NL:RVS:2003:AF4413

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200203229/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • H.G. Lubberdink
  • T.M.A. Claessens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de weigering van vrijstelling voor huwelijken op Kasteel Rhederoord

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting tot exploitatie van Kasteel Rhederoord tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem, die op 2 mei 2002 het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rheden om een vrijstelling voor het voltrekken van huwelijken op Kasteel Rhederoord te weigeren, heeft vernietigd. Het college had op 6 maart 2000 een vrijstelling verleend voor het voltrekken van maximaal 20 huwelijken gedurende één jaar, maar heeft deze vrijstelling op 5 oktober 2000 ingetrokken na bezwaar van appellanten. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte de vrijstelling had geweigerd, wat leidde tot het hoger beroep van het college.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 december 2002 behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde en advocaat, stelden dat de rechtbank onterecht had geoordeeld dat het gebruik van het kasteel als huwelijkslocatie niet voortgezet mocht worden na de verlening van de vrijstelling. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het college de vrijstelling ten onrechte had geweigerd. De Afdeling concludeerde dat de vrijstellingsbepaling in het bestemmingsplan voldoende objectief is en dat het college niet op juiste gronden heeft gehandeld door de vrijstelling te weigeren.

De uitspraak bevestigt dat de rechtbank de weigering van het college om de vrijstelling te verlenen onterecht heeft geacht en dat het hoger beroep ongegrond is. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 12 februari 2003.

Uitspraak

200203229/1.
Datum uitspraak: 12 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 2 mei 2002 in het geding tussen:
de Stichting tot exploitatie van Kasteel Rhederoord
en
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rheden (hierna: het college) aan de stichting tot exploitatie van Kasteel Rhederoord (hierna: Kasteel Rhederoord) vrijstelling verleend voor het voltrekken van huwelijken op Kasteel Rhederoord te De Steeg voor de periode van één jaar en voor maximaal 20 huwelijken.
Bij besluit van 5 oktober 2000 heeft het college het daartegen door apellanten gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de vrijstelling alsnog geweigerd. Dit besluit en het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Rheden van 11 september 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 2 mei 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door Kasteel Rhederoord ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 13 juni 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 juli 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 21 augustus 2002 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr.drs. I.E. Nauta, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door T. Algera, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Namens Kasteel Rhederoord is verschenen een bestuurslid, bijgestaan door [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. In het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1995” heeft het landgoed Rhederoord, waarop het kasteel is gelegen, de bestemming ‘maatschappelijke doeleinden (M)’ met subbestemming ‘openbare en bijzondere doeleinden, Mo’.
Ingevolge artikel 21, zesde lid, onder 1, van de planvoorschriften hebben de gronden met de subbestemming ‘openbare en bijzondere doeleinden, Mo’ landschappelijke en cultuurhistorische waarde en zijn zij bestemd voor instellingen ter zake van openbaar bestuur en openbare dienstverlening, verenigingsleven, religie, gast- en verpleeginrichtingen, cultuur, onderwijs, opvoeding of volksgezondheid.
Ingevolge artikel 21, zesde lid, onder 2, van de planvoorschriften is toegestaan het gebruik zoals dit is ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.
Ingevolge artikel 21, zesde lid, onder 3, van de planvoorschriften is voor wijzigingen van het onder 2 bedoelde gebruik ten behoeve van één van de in de aanhef van dit lid genoemde andere functies een vrijstelling vereist van burgemeester en wethouders. De vrijstelling wordt slechts verleend voorzover het gebruik waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd geen onevenredige negatieve gevolgen heeft voor in de nabijheid gelegen functies of waarden.
2.2. Appellanten hebben betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat ook na verlening van een vrijstelling het gebruik zoals dat voorheen was toegestaan mag worden voortgezet en dat het besluit tot het alsnog weigeren van de vrijstelling derhalve op onjuiste gronden is genomen.
2.3. Dit betoog faalt. Ook de Afdeling ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat uit de onder 3 gebezigde bewoordingen “wijzigingen van het onder 2 bedoelde gebruik ten behoeve van één van de in de aanhef van dit lid genoemde andere functies” volgt dat het onder 2 bedoelde gebruik niet langer is toegestaan en dat vrijstelling voor een andere functie alleen zou kunnen worden verleend indien een bestaande functie wordt opgegeven. Van een wijziging van het bestaande gebruik ten behoeve van een andere functie is ook sprake indien aan dat gebruik een andere functie wordt toegevoegd.
2.4. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het college de vrijstelling ten onrechte alsnog heeft geweigerd op de grond dat Kasteel Rhederoord niet bereid is ten behoeve van het gebruik van het kasteel als huwelijkslocatie een andere functie op te geven.
2.5. Appellanten betogen voorts tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vrijstellingsbepaling van artikel 21, zesde lid, onder 3 van de planvoorschriften niet onverbindend is te achten.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de in artikel 21, zesde lid, onder 3 van de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsmogelijkheid, door de verwijzing naar de onder 1 genoemde functies, voldoende objectief is begrensd. Anders dan appellanten hebben betoogd leidt vrijstelling ten behoeve van een aan het bestaande gebruik toe te voegen functie ook niet tot een wijziging van de bestemming. Het betreffende landgoed heeft de bestemming ‘openbare en bijzondere doeleinden, Mo’ en vrijstelling kan uitsluitend worden verleend ten behoeve van één van de gebruiksfuncties die binnen deze bestemming zijn toegestaan. Daarmee wordt de bestemming derhalve niet gewijzigd. De rechtbank heeft de onderhavige vrijstellingsbepaling terecht niet onverbindend geacht.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. T.M.A. Claessens , Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2003
71-394.