200105362/1.
Datum uitspraak: 19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante] , gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 27 september 2001 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Schermer.
Bij brief van 3 september 1998 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schermer (hierna: het college) aan appellante de mededeling gedaan geen gebruik te maken van haar voorstel om met de gemeente in onderhandeling te treden inzake het realiseren van een bedrijfsverzamelgebouw op het bedrijventerrein "De Schermer" te [locatie], kadastraal bekend gemeente […] , sectie […], nummer […] (hierna: het bedrijfsverzamelgebouw).
Bij besluit van 23 juni 1999 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 september 2001, verzonden op 1 oktober 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 29 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 november 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 maart 2002 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. O.H. Minjon, advocaat te Alkmaar, en D.J. Butter, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellante bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij niet (geheel) voldoet aan de criteria die de gemeente stelt voor het realiseren van het bedrijfsverzamelgebouw.
2.2. Evenals de rechtbank ziet de Afdeling zich eerst geplaatst voor de vraag of het college terecht tot het oordeel is gekomen dat de brief van 3 september 1998 een besluit betreft waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. In artikel 8:3 van deze wet is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
Niet in geschil is dat de brief van 3 september 1998 dient ter voorbereiding van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen Ballast Nedam Grond en Wegen (hierna: Ballast Nedam) en een derde waarbij de gemeente Schermer de levering van de grond verricht. Gelet op deze levering is de Afdeling – anders dan de rechtbank – van oordeel dat de gemeente Schermer bij deze privaatrechtelijke rechtshandeling is betrokken. Zo al zou moeten worden geoordeeld dat de brief waarin wordt medegedeeld dat geen gebruik wordt gemaakt van het voorstel van appellante om met de gemeente in onderhandeling te treden inzake het realiseren van het bedrijfsverzamelgebouw een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is, dan zou een dergelijk besluit op grond van artikel 8:3 van deze wet van beroep op de bestuursrechter zijn uitgezonderd. Bij de bestreden beslissing op bezwaar had het college de bezwaren dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren, hetgeen de rechtbank heeft miskend.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het bij de rechtbank ingestelde beroep dient alsnog gegrond te worden verklaard. De bestreden beslissing op bezwaar komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 27 september 2001, AWB 99/1240 BESLU;
III. verklaart het door appellante bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schermer van 23 juni 1999, kenmerk B&B 99/4;
V. verklaart het door appellante bij het college van burgemeester en wethouders van Schermer ingediende bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Schermer in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1288,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Schermer te worden betaald aan appellante;
VIII. gelast dat de gemeente Schermer aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 204,2 respectievelijk € 294,96) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003