ECLI:NL:RVS:2003:AF4734

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200157/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.E. van der Does
  • E.A. Alkema
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergunning op basis van de Jachtwet door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tegen een uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden. De president had op 16 november 2001 de beslissing van de Staatssecretaris om de aanvraag van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'B.V. Sport Leeuwarden e.o.' voor een jachtvergunning af te wijzen, vernietigd. De aanvraag betrof een vergunning op basis van artikel 53 van de Jachtwet voor de periode van 1 juni 2001 tot en met 31 mei 2002. De Staatssecretaris had het bezwaar van Sport Leeuwarden tegen de afwijzing ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de afwijzing onterecht was en dat de Staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen.

Na het indienen van hoger beroep door de Staatssecretaris op 7 januari 2002, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. Tijdens de zitting op 16 juli 2002 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De Afdeling constateert dat, hangende de procedure, artikel 53 van de Jachtwet is vervallen en vervangen door artikel 68 van de Flora- en faunawet. Dit betekent dat de Staatssecretaris niet langer de bevoegde instantie is voor het verlenen van de vergunning waar het in deze zaak om gaat.

De Afdeling concludeert dat de periode waarvoor de vergunning werd aangevraagd inmiddels is verstreken en dat Sport Leeuwarden heeft aangegeven geen schadevergoeding te willen vorderen. Hierdoor is er geen rechtens te honoreren belang meer voor de Staatssecretaris om de zaak inhoudelijk te laten beoordelen. De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van Sport Leeuwarden, die op € 644,00 worden vastgesteld, te betalen door de Staat der Nederlanden.

Uitspraak

200200157/1.
Datum uitspraak: 19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
appellant,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 16 november 2001 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "B.V. Sport Leeuwarden e.o.", gevestigd te Leeuwarden
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2001 heeft appellant de aanvraag van B.V. Sport Leeuwarden e.o. (hierna: Sport Leeuwarden) om een vergunning als bedoeld in artikel 53 van de Jachtwet voor de periode van 1 juni 2001 tot en met 31 mei 2002 afgewezen.
Bij besluit van 13 september 2001 heeft appellant het daartegen door Sport Leeuwarden op 16 juli 2001 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 november 2001, verzonden op 27 november 2001, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de president) het daartegen door Sport Leeuwarden ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van Sport Leeuwarden. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 februari 2002 heeft Sport Leeuwarden een memorie van antwoord ingediend.
Bij brief van 23 februari 2002 heeft "Stichting De Faunabescherming" te Amstelveen als derde-belanghebbende een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze stukken zijn aan Sport Leeuwarden toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.M. Hagoort, ambtenaar van het ministerie, en Sport Leeuwarden, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem, advocaat te Leeuwarden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het - per 1 april 2002 vervallen - artikel 53, eerste lid, van de Jachtwet, voor zover hier van belang, kan onze Minister vergunning verlenen om, met afwijking van de voorschriften bij of krachtens deze wet gegeven, te jagen op wildsoorten.
Met ingang van 1 april 2002 is - ter vervanging van onder meer de Jachtwet - de Wet van 25 mei 1998 houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (hierna te noemen: de Flora- en faunawet), Stb. 1998, 402, in werking getreden.
Ingevolge artikel 68, eerste lid, van de Flora- en faunawet, voor zover hier van belang, kunnen gedeputeerde staten, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 18 en 72, vijfde lid van deze wet.
2.2. De Afdeling overweegt ambtshalve het volgende. Hangende de procedure in hoger beroep is artikel 53 van de Jachtwet vervallen en is hiervoor in de plaats gekomen het artikel 68 van de Flora- en faunawet.
Nu appellant niet langer de bevoegde instantie ter zake is, de periode waarvoor de vergunning werd gevraagd, is verstreken, Sport Leeuwarden desgevraagd ter zitting heeft verklaard af te zien van het vorderen van vergoeding van schade die eventueel geleden is als gevolg van de weigering vergunning te verlenen en ook overigens geen belang is gesteld of gebleken, valt niet in te zien welk rechtens te honoreren belang appellant nog heeft bij een beoordeling van de zaak ten gronde. De Afdeling stelt nog vast dat anders dan appellant heeft betoogd zodanig belang niet is gelegen in het enkele verkrijgen van een antwoord op een rechtsvraag van principiële betekenis.
2.3. De conclusie is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat aanleiding op na te melden wijze.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt appellant in de door Sport Leeuwarden in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) te worden betaald aan Sport Leeuwarden.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. E.A. Alkema en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003
91-391.