ECLI:NL:RVS:2003:AF4752
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- R.E.A. Matulewicz
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders over stacaravan op perceel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland. Het college had op 28 september 2000 de appellant gelast om een stacaravan, die op zijn perceel was geplaatst, te verwijderen op straffe van een dwangsom. Dit besluit werd gedeeltelijk gegrond verklaard door het college op 31 juli 2001, maar de rechtbank te Middelburg verklaarde het beroep van de appellant op 12 juli 2002 ongegrond. De appellant ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State, ingediend op 22 augustus 2002.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 31 januari 2003, waarbij de appellant in persoon verscheen en het college vertegenwoordigd was door M.J. van den Berge. De Raad overwoog dat het college had vastgesteld dat de stacaravan op het perceel werd gebruikt voor nachtverblijf, wat in strijd was met de Wet op de openluchtrecreatie en het bestemmingsplan. De appellant betwistte deze vaststelling en stelde dat de stacaravan een schaftkeet was, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gevonden om de verklaringen van het college te betwijfelen.
Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 19 februari 2003.