200204278/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten sub 1], allen wonend te [woonplaats],
burgemeester en wethouders van Franekeradeel,
verweerders.
Bij besluit van 25 juni 2002 hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vergunninghouder] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een inrichting bestemd voor het vervaardigen van medisch en bedrijfsmeubilair op het perceel [locatie]. Dit besluit is op 27 juni 2002 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 6 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 september 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2003, waar [appellanten] in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.D. van der Ploeg, ambtenaar van de gemeente, en [gemachtigde], zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster daar gehoord, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.1. Ter zitting hebben appellanten de grief inzake het in strijd met artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht niet toezenden van een exemplaar van het bestreden besluit ingetrokken.
2.2. Eerst ter zitting hebben appellanten betoogd dat in de inrichting gasflessen en chemicaliën worden opgeslagen op niet daarvoor bestemd terrein. Het aanvoeren van deze grond in dit stadium van de procedure is in strijd met de goede procesorde. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat appellanten deze niet eerder in de procedure naar voren hadden kunnen brengen. Voornoemde grond kan derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
2.3. Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:
a. degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;
c. degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;
d. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
Appellanten hebben de grond inzake het verlenen van een vergunning voor andere activiteiten dan waarvoor in het verleden een oprichtingsvergunning is verleend, alsmede de gronden inzake het niet toetsen aan het bestemmingsplan “Franeker-Recreatieplas” en de ontwikkelingsvisie “Franeker-Zuid”, de nummering en situering van de in de geluidvoorschriften neergelegde zonepunten en de grond inzake de vergunde grenswaarden voor het equivalente geluidniveau niet als bedenkingen tegen het ontwerp van het besluit ingebracht. Verder is het bepaalde onder b en c hier niet van toepassing. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellanten redelijkerwijs niet kan worden verweten op deze punten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is.
2.4. Gelijk de Voorzitter van de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 16 september 2002, no. 200204278/1, overweegt de Afdeling dat appellanten voor het overige in het beroepschrift de tegen het ontwerp van het besluit ingebrachte bedenkingen hebben herhaald. In de considerans van het bestreden besluit is verweerder ingegaan op deze bedenkingen. Appellanten hebben noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bedenkingen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Ook voor het overige is niet gebleken dat die weerlegging van de bedenkingen onjuist zou zijn. Ook in zoverre is het beroep ongegrond.
2.5. Het beroep is, voorzover ontvankelijk, ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voorzover het de gronden inzake het verlenen van een vergunning voor andere activiteiten dan waarvoor in het verleden een oprichtingsvergunning is verleend, alsmede de gronden inzake het niet toetsen aan het bestemmingsplan “Franeker-Recreatieplas” en de ontwikkelingsvisie “Franeker-Zuid”, de nummering en situering van de in de geluidvoorschriften neergelegde zonepunten en de grond inzake de vergunde grenswaarden voor het equivalente geluidniveau betreft;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Melse
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003