ECLI:NL:RVS:2003:AF5002

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202793/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H. Lauwaars
  • J.J.C. Voorhoeve
  • M. Oosting
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank over bouwvergunning en vrijstelling op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda. Dit besluit betrof de verlening van een bouwvergunning aan de Bouwgroep Gouwe Ouwe B.V. voor het oprichten van woningen en kantoorruimten op een specifieke locatie in Gouda. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van de appellant tegen de beslissing van het college ongegrond was, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State. De appellant voerde in zijn hoger beroep aan dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. Echter, het college had geanticipeerd op een nieuw bestemmingsplan dat inmiddels was goedgekeurd, waardoor het bouwplan nu in overeenstemming was met de geldende bestemmingen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen belang meer was bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk was geworden. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 februari 2003.

Uitspraak

200202793/1.
Datum uitspraak: 26 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 29 maart 2002 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Gouda.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gouda (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Bouwgroep Gouwe Ouwe B.V." met vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bouwvergunning verleend voor het oprichten van 28 eengezinswoningen, 19 appartementen, 850 m² kantoorruimten en een bedrijfsruimte (kappersbedrijf) op de locatie Breevaart/Bodegraafsestraatweg te Gouda.
Bij besluit van 18 juli 2000 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2002, verzonden op 16 april 2002, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 24 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 juni 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 juli 2002 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Den Haag, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. H.J.C.M. Kosman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank om het beroep van appellant tegen de bij beslissing op bezwaar gehandhaafde vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ongegrond te verklaren.
2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan “Noord en Noordwest” op het perceel rustende bestemming. Burgemeester en wethouders hebben daarom geanticipeerd op het bestemmingsplan “Rutgesterrein” dat door gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij besluit van 18 december 2001 is goedgekeurd en waarmee het bouwplan in overeenstemming is. Het tegen dit besluit ingestelde beroep bij de Afdeling is bij uitspraak van heden, nummer 200200960/1 ongegrond verklaard. Als gevolg hiervan is het bestemmingsplan “Rutgesterrein” onherroepelijk geworden. Thans zou derhalve geen gebruik meer behoeven te worden gemaakt van de door burgemeester en wethouders gevolgde anticipatieprocedure in de zin van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.3. Uit het vorenstaande volgt dat in dit geval geen belang meer aanwezig moet worden geacht bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.4. Het hoger beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Voorzitter, en dr. J.J.C. Voorhoeve en mr. M. Oosting, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Lauwaars w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2003
164.