ECLI:NL:RVS:2003:AF5012
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake ontheffing inrijverbod voor motorvoertuigen op fietspad
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 8 januari 2002, waarin hun beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een verzoek van appellanten om ontheffing van het inrijverbod voor motorvoertuigen op een fietspad in de gemeente Ubbergen. Het college van burgemeester en wethouders van Ubbergen had op 19 september 2001 een nieuw besluit genomen, waarin het verzoek van appellanten werd afgewezen. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft hen niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet tijdig de gronden van hun beroep hadden ingediend. Dit gebeurde binnen de termijn van vier weken na de datum van het besluit van het college.
Appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden hebben aangevuld. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 10 september 2002, waar zowel appellanten als het college vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellanten niet-ontvankelijk waren in hun beroep, omdat zij niet binnen de gestelde termijn de benodigde gronden hadden ingediend. De Raad van State heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2003.