ECLI:NL:RVS:2003:AF5125

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200203559/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.H. Lauwaars
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen goedkeuring bestemmingsplan De Nollen 1999

Op 5 maart 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. De zaak betreft een beroep tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan "De Nollen 1999" door de gemeenteraad van Alkmaar. Het bestemmingsplan werd vastgesteld op 25 maart 1999, en het college van gedeputeerde staten heeft op 28 mei 2002 opnieuw over de goedkeuring van het plan beslist. De appellant heeft op 24 juli 2002 beroep ingesteld bij de Raad van State, maar verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 21 februari 2003, waarbij de appellant in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. F. Arents, ambtenaar der provincie. Ook was de raad van de gemeente Alkmaar vertegenwoordigd door H. Koldewijn, ambtenaar der gemeente.

De Afdeling heeft overwogen dat de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op 3 april 2000 in werking is getreden, maar dat het geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht, aangezien het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000. De appellant heeft geen zienswijze ingediend bij de gemeenteraad en ook geen bedenkingen tegen het vastgestelde plan bij verweerder ingebracht. Volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan beroep slechts worden ingesteld door degene die tijdig een zienswijze heeft ingediend. De Afdeling concludeert dat de appellant niet in aanmerking komt voor het instellen van beroep, omdat hij niet tijdig heeft gereageerd op het ontwerp-plan.

De Afdeling verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2003.

Uitspraak

200203559/3.
Datum uitspraak: 5 maart 2003.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 1999 heeft de gemeenteraad van Alkmaar, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 maart 1999, het bestemmingsplan “De Nollen 1999” vastgesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 28 mei 2002, kenmerk 2002-12920, opnieuw over de goedkeuring van het plan beslist.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 24 juli 2002, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2002, beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2003, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F. Arents, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de raad van de gemeente Alkmaar, vertegenwoordigd door H. Koldewijn, ambtenaar der gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).
Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
2.2. Appellant heeft tegen het ontwerp-plan geen zienswijze ingebracht bij de gemeenteraad, noch bedenkingen tegen het vastgestelde plan ingebracht bij verweerder.
Ingevolge artikel 28, zevende lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, tweede lid, en 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten door degene die tegen het ontwerp-plan tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar heeft gemaakt en tegen het vastgestelde plan tijdig bedenkingen bij het college van gedeputeerde staten heeft ingebracht. In een situatie als hier aan de orde is dit slechts anders voorzover het besluit van het college van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een zienswijze of bedenkingen in te brengen.
Deze uitzonderingen doen zich hier niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in het door appellant gestelde feit dat de gemeente Alkmaar alle publicaties over het bestemmingsplan “De Nollen 1999” heeft geplaatst in een huis-aan-huisblad dat slechts in Alkmaar wordt verspreid, aangezien het zich op de hoogte stellen en houden van dergelijke publicaties een verantwoordelijkheid van appellant zelf is. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 15 februari 1999 (E01.98.0125/P10; aangehecht) kan uit de desbetreffende bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht niet worden afgeleid dat de publicaties ook in een in een aangrenzende gemeente verspreid huis-aan-huisblad moeten worden opgenomen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de publicaties in dit geval hadden moeten worden opgenomen in een in Sint Pancras verspreid blad.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Lauwaars w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003.
290.