ECLI:NL:RVS:2003:AF5129

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204909/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot verplaatsing lantaarnpaal door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 25 juli 2002 het beroep ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren, dat op 1 mei 2000 het verzoek om de lantaarnpaal voor zijn woning aan de [locatie] te Kortenhoef te verplaatsen, niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld en dat het verzoek niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt.

De Raad van State heeft de zaak op 11 februari 2003 behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door een gemachtigde, en het college vertegenwoordigd werd door mr. S. de Ridder en J.G. Koppens. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat de afwijzing van het verzoek van de appellant niet als een besluit kan worden aangemerkt, omdat het geen rechtsgevolgen creëert of tenietdoet. De rechtbank had dit oordeel ook al eerder geveld.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 maart 2003.

Uitspraak

200204909/1.
Datum uitspraak: 5 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2002 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren.
1. Procesverloop
Bij brief van 10 februari 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren (hierna: het college) aan appellant medegedeeld dat de lantaarnpaal voor zijn woning aan de [locatie] te Kortenhoef niet zal worden verplaatst.
Bij besluit van 1 mei 2000 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 2 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 21 november 2002 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2003, waar appellant in persoon, bijstaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. S. de Ridder en J.G. Koppens, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft het verzoek van appellant afgewezen op de grond dat in het kader van de herindeling het functioneel ongewenst is de lantaarnpaal te verplaatsen.
2.2. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dient onder besluit te worden verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Voor een besluit is derhalve, voor zover thans van belang, vereist dat sprake is van een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling die naar haar aard op rechtsgevolg is gericht.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat burgemeester en wethouders het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk hebben verklaard. Dit betoog faalt. De Afdeling overweegt daartoe als volgt.
Onderhavige afwijzing betreft een weigering om feitelijke handelingen te verrichten, waardoor geen rechten, plichten, een bevoegdheid of een status worden gecreëerd of teniet gedaan. De brief van 10 februari 2000 kan derhalve niet als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. De rechtbank is tot een gelijkluidend oordeel gekomen. Dat appellant - na de informatieavond over de herindeling - andere verwachtingen had van het resultaat doet, wat daar verder ook van zij, niet af aan het feit dat voornoemde brief geen besluit behelst.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003
17-406.