200202471/1.
Datum uitspraak: 5 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 maart 2002 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck.
Bij besluit van 31 oktober 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck (hierna: het college) aan Altus Adviesburo en Ontwikkeling B.V. te Houten (hierna: vergunninghouder), met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat luidde tot 3 april 2000 (hierna: de WRO) in samenhang met artikel 50, vijfde lid van de Woningwet, vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een verpleeghuisdependance met zorgplaatsen en wooneenheden aan de Graafschap Hornelaan 2, te Budel en voorts voor 16 woningen aan de Rubenslaan 17 t/m 47 te Budel, beide kadastraal bekend gemeente Budel, sectie E, nummer 1462 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 6 maart 2001 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 maart 2002, verzonden op 26 maart 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 9 juni 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 juli 2002 heeft vergunninghouder een reactie ingediend naar aanleiding van het hoger-beroepschrift.
Bij brief van 30 juli 2002 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2002, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door C.A.M. Evers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord vergunninghouder en de Stichting Land van Horne, vertegenwoordigd door respectievelijk mr. M. Snoep, advocaat te Utrecht en [gemachtigde].
2.1. Op het perceel rust ingevolge het geldende bestemmingsplan “Kom” (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming “Bijzondere doeleinden”. Vast staat dat uitsluitend wegens overschrijding van bebouwingsgrenzen en maatvoering van de bouwmassa vrijstelling van het bestemmingsplan was vereist om bouwvergunning te kunnen verlenen voor het bouwplan.
2.2. Met de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke eisen voor het volgen van de zogenoemde anticipatieprocedure.
Het betoog van appellant dat de verklaring van geen bezwaar op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen faalt. Weliswaar is na het afgeven van de verklaring van geen bezwaar de kadastrale tekening gecorrigeerd, doch de aan het college van gedeputeerde staten toegezonden tekening vertoont daarentegen slechts een zeer geringe afwijking. Slechts de situering van de woning van appellant was niet juist op de tekening aangegeven. Planologisch gezien is deze correctie van weinig betekenis, nu ter zitting onweersproken is gesteld dat het gedeelte van het bouwplan waar de bezwaren van appellant tegen zijn gericht niet noopte tot het volgen van de anticipatieprocedure. Derhalve is aannemelijk dat het college van gedeputeerde staten geen ander standpunt zou hebben ingenomen, indien zij reeds bij het afgeven van de verklaring van geen bezwaar de beschikking zou hebben gehad over de juiste situatietekening. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college van gedeputeerde staten ten gevolge van een onjuist beeld van de situatie ter plaatse een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven.
2.3. Hetgeen appellant verder in hoger beroep aanvoert vormt een herhaling hetgeen hij in zijn bij de rechtbank ingediende beroepschrift heeft vermeld. De Afdeling is van oordeel dat de voorzieningenrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid met toepassing van de anticipatieprocedure de vrijstelling en de bouwvergunning konden verlenen.
2.4. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003