ECLI:NL:RVS:2003:AF5156

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200620/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van PharmaPartners B.V. tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake subsidie voor huisartseninformatiesysteem

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "PharmaPartners B.V." tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een besluit van de Minister van 8 augustus 2000, waarbij subsidie werd verleend aan de Nederlandse vereniging van gebruikersverenigingen van huisartseninformatiesystemen voor de voorstudie van een huisartseninformatiesysteem. PharmaPartners B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Minister heeft dit bezwaar op 12 april 2001 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft PharmaPartners B.V. beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te Breda, die op 12 december 2001 het beroep gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar ook oordeelde dat PharmaPartners B.V. niet als belanghebbende kon worden aangemerkt voor het besluit van 8 augustus 2000.

Tegen deze uitspraak heeft PharmaPartners B.V. hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld op 2 januari 2003, waarbij PharmaPartners B.V. werd vertegenwoordigd door mr. drs. P. Rens, advocaat te Rotterdam, en de Minister door G.C.C. Molenaar en G.J. Buijs, beiden ambtenaar ten departemente. In hoger beroep was de centrale vraag of de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Minister het bezwaarschrift van PharmaPartners B.V. niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad van State overwoog dat PharmaPartners B.V. medio september 2000 op de hoogte was geraakt van de subsidieverlening en dat het bezwaar dat op 6 oktober 2000 was ingediend, buiten de daarvoor geldende termijn viel. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De Raad van State besloot de uitspraak van de rechtbank te bevestigen, waarbij geen aanleiding werd gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 maart 2003.

Uitspraak

200200620/1.
Datum uitspraak: 5 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "PharmaPartners B.V.", gevestigd te Oosterhout,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Breda van 12 december 2001 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2000 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister) aan de Nederlandse vereniging van gebruikersverenigingen van huisartseninformatiesystemen (hierna: de vereniging) krachtens de Subsidieregeling volksgezondheid subsidie verleend voor de voorstudie van een huisartseninformatiesysteem.
Bij besluit van 12 april 2001 heeft de Minister het daartegen door appellante gemaakte bezwaar, onder verwijzing naar een advies van VWS-commissie bezwaarschriften Awb, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2001, verzonden op 21 december 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, voorzover appellante niet-ontvankelijk is verklaard, omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, en voor het overige ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 april 2002 heeft de Minister van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 januari 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. P. Rens, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigde] en de Minister, vertegenwoordigd door G.C.C. Molenaar en G.J. Buijs, beiden ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In hoger beroep is uitsluitend aan de orde of het oordeel van de rechtbank dat de Minister het bezwaarschrift van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, juist is.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 2 februari 2001 in zaak nr. 200002282/1, AB 2001, 114), dient een belanghebbende, niet zijnde de aanvrager, in zaken, waarbij hij van het besluit niet schriftelijk op de hoogte is gesteld en waarvan geen publicatie, als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft plaatsgevonden, in beginsel binnen twee weken, nadat hij van het bestaan van het besluit op de hoogte is geraakt, desgewenst bezwaar te maken.
2.3. Niet in geschil is dat appellante medio september 2000 heeft vernomen dat de Minister aan de vereniging subsidie had verleend. Appellante heeft op 6 oktober 2000 en derhalve buiten de hiervoor aangegeven termijn bezwaar gemaakt. Het oordeel van de rechtbank is dan ook juist. Overigens wordt in het midden gelaten of appellante, zoals door de rechtbank overwogen, ten onrechte niet als belanghebbende bij het besluit van 8 augustus 2000 is aangemerkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van 12 december 2001 van de arrondissementsrechtbank te Breda, voorzover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Loon
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003
284-424.