200205477/1.
Datum uitspraak: 5 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Natuurbeschermingsvereniging ’t Duumpje West Zeeuwsch Vlaanderen", gevestigd te Oostburg,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
Bij besluit van 7 februari 2002 heeft de gemeenteraad van Sluis-Aardenburg, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 januari 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "Beschermd dorpsgezicht Sint Anna ter Muiden".
Verweerder heeft bij zijn besluit van 20 augustus 2002, kenmerk 028609/636/4, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 12 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 december 2002 heeft verweerder medegedeeld af te zien van het indienen van een verweerschrift.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door K. Ulmer, Rechtsanwältin te Dordrecht, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.E.C. Bordes, ambtenaar bij de provincie, zijn verschenen. Verder zijn verschenen de gemeenteraad van Sluis-Aardenburg, vertegenwoordigd door mr. P.Th.G. Claeijs, ambtenaar bij de gemeente, en F.E.M.J. Maenhout, belanghebbende.
2.1. Het plan herziet het geldende plan voor de kern Sint Anna ter Muiden. Verweerder heeft het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Het beroep van appellante is gericht tegen de goedkeuring van de woonbestemming voor de hoek van de Jonkvrouw Geilstraat met de Graaf Jansdijk. Zij betoogt dat het plan op dit punt in strijd is met het provinciale beleid, dat inhoudt dat in beginsel geen burgerwoningen in het buitengebied mogen worden gebouwd. Appellante is het oneens met de stelling van verweerder dat woningbouw op deze plaats een “stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteitsimpuls” aan de kern geeft. Zij vreest dat van het besluit van verweerder precedentwerking uitgaat.
2.4. De gemeenteraad heeft overwogen dat een versterking van de woonfunctie van Sint Anna ter Muiden nodig is om de leefbaarheid van de kern te bevorderen. Hiertoe heeft hij in het plan onder meer een regeling opgenomen om schuren, die niet meer worden gebruikt voor agrarische doeleinden, te verbouwen tot woningen. Daarnaast biedt het plan op drie plaatsen, waaronder op de hoek van de Jonkvrouw Geilstraat met de Graaf Jansdijk, de mogelijkheid tot nieuwbouw. De gemeenteraad is van mening dat woningbouw op deze plaats goed aansluit bij de dorpskern.
2.5. Verweerder heeft overwogen dat het provinciale beleid, neergelegd in het streekplan Zeeland (hierna: het streekplan), bij uitzondering op beperkte schaal woningbouw in het buitengebied toestaat. Hierbij gelden als voorwaarden dat binnen de bebouwingscontour en binnen het bestaande stratenpatroon wordt gebouwd. Volgens verweerder wordt aan deze voorwaarden voldaan. Voorts wordt als voorwaarde gesteld dat de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteitsimpuls van de woningbouw in het plan wordt beargumenteerd. Verweerder constateert dat de keuze voor de omstreden woningbouwlocatie in het plan uitvoerig wordt toegelicht. Hij is daarom van mening dat het plan ook in zoverre overeenstemt met het provinciale beleid.
Gelet hierop acht verweerder woningbouw op de hoek van de Jonkvrouw Geilstraat met de Graaf Jansdijk niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Hij heeft het plan op dit punt dan ook goedgekeurd.
2.6. Tussen partijen staat vast dat paragraaf 4.1.4 van het streekplan op de aan de orde zijnde situatie van toepassing is.
Blijkens deze paragraaf is het provinciale beleid erop gericht buiten de kernen de woonfunctie niet uit te breiden. Van deze algemene beleidslijn kan worden afgeweken indien blijkt dat door het opvullen van open gaten in bebouwing een zogenoemde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteitsimpuls kan worden gegeven aan een landelijke bebouwingsconcentratie. Voorwaarde is volgens het streekplan dat de nieuwbouw plaatsvindt binnen de huidige bebouwingscontour en binnen het bestaande stratenpatroon. Verder dient de gemeente een structuurvisie op te stellen waarin de woningbouw ter plaatse wordt beargumenteerd. Het eindbeeld van de bebouwingsconcentratie moet volgens het streekplan gedetailleerd worden uitgewerkt.
2.6.1. Niet in geschil is dat de bouw van een woning op de hoek van de Jonkvrouw Geilstraat met de Graaf Jansdijk is beargumenteerd en dat een eindbeeld voor Sint Anna ter Muiden gedetailleerd is uitgewerkt in het plan. Daargelaten of het bestreden plandeel een “stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteitsimpuls” met zich brengt, wordt naar het oordeel van de Afdeling niet voldaan wordt aan de voorwaarde dat de nieuwbouw plaatsvindt binnen de huidige bebouwingscontour en binnen het bestaande stratenpatroon.
De bebouwingscontour ter hoogte van het bestreden plandeel wordt thans gevormd door de noordzijde van de Jonkvrouw Geilstraat en de laatste huizen in de Anworpstraat. De zuidzijde van de Jonkvrouw Geilstraat en de Graaf Jansdijk zijn thans nog vrij van bebouwing. De bouw van een woning op de hoek van deze straten is naar het oordeel van de Afdeling dan ook een uitbreiding van de kern buiten de bebouwingscontour en het bestaande stratenpatroon.
De omstandigheid dat blijkens de “Kadastrale Atlas van Zeeland” uit 1832 ooit bebouwing nabij de nieuwbouwlocatie heeft gestaan, maakt dit niet anders. Voorwaarde in het streekplan is immers dat de bouwlocatie binnen de huidige bebouwingscontour ligt. Voorts heeft appellante er terecht op gewezen dat geen gewicht kan worden toegekend aan het feit dat de woningbouwlocatie binnen de grens van de bebouwde kom ligt. Deze grens regelt de maximaal toegestane verkeerssnelheid. De feitelijke aard van de omgeving, die ook verweerder aanmerkt als buitengebied, wordt hierdoor niet veranderd.
2.6.2. Gelet op het vorenstaande is het bestreden plandeel in strijd met het beleid van verweerder, neergelegd in het streekplan.
Hij heeft zich dan ook niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het het plan in zoverrre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat verweerder, door het plan op dit punt goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Uit het voorgaande volgt dat rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden” op de hoek van de Jonkvrouw Geilstraat met de Graaf Jansdijk.
2.7. Verweerder dient op hierna te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 20 augustus 2002, kenmerk 028609/636/4, voor zover betreft de goedkeuring van het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden” op de hoek van de Jonkvrouw Geilstraat met de Graaf Jansdijk;
III. onthoudt goedkeuring aan het plandeel genoemd onder II;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zeeland in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 421,86, waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Zeeland te worden betaald aan appellante;
VI. gelast dat de provincie Zeeland aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 218,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Nollen, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Nollen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003