ECLI:NL:RVS:2003:AF5999
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- L. Groenendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bouwvergunning voor serre in beschermd stadsgezicht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te 's Gravenhage, die op 19 september 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De zaak betreft de bouwvergunning die het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 8 november 2000 heeft verleend aan een vergunninghouder voor de bouw van een serre aan de achtergevel van zijn woning. De appellant, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, stelde dat de vrijstelling van het bestemmingsplan onterecht was verleend en dat er sprake was van een onaanvaardbare inbreuk op zijn privacy.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het college in redelijkheid de bouwvergunning kon verlenen en dat de bezwaren van de appellant niet gegrond waren. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn eerdere argumenten herhaalde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 februari 2003 behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel de appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, als het college aanwezig.
De Afdeling heeft de argumenten van de appellant opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank de gronden van de appellant terecht had verworpen. De Afdeling oordeelde dat er geen aanleiding was om te concluderen dat het college niet in redelijkheid de vrijstelling had kunnen verlenen. Ook de privacyoverwegingen van de appellant werden niet aannemelijk geacht. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 19 maart 2003.