ECLI:NL:RVS:2003:AF6732
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- E.A. Alkema
- M.G.J. Parkins-de Vin
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf inzake gedoogbesluit attractiepark
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden, die op 2 september 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf, dat op 23 juni 2000 aan een besloten vennootschap meedeelde dat de aanwezigheid van een hoofdgebouw bij een nieuw attractiepark, dat was opgericht in afwijking van de verleende bouwvergunning, wordt gedoogd. Het college verklaarde op 14 februari 2001 het bezwaar van de appellant ongegrond, maar gaf aan dat de afwijkingen van de situatietekening van de bouwvergunning gedoogd zouden worden.
De appellant heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, maar de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het besluit van 23 juni 2000 op 21 juni 2001 zijn werking heeft verloren en dat er geen belang meer is bij het hoger beroep. De Raad van State wijst erop dat de besluiten van 4 juli 2001 en 6 november 2001, die later zijn genomen, niet in geschil zijn en dat het besluit van 4 juli 2001 in rechte onaantastbaar is geworden.
De Raad van State concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak van de Raad van State is gedaan in naam der Koningin en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.