200203718/1.
Datum uitspraak: 9 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Dordrecht van 24 mei 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 19 april 2001 heeft appellant aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor bijkeuken/carport op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 11 september 2001 heeft appellant het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2002, verzonden op die dag, heeft de rechtbank te Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 juli 2002, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 12 september 2002 heeft [partij] een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door J. Ariaans en T. Sprong, beiden ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door mr. D.J.R.M. Braakenburg, advocaat te Capelle aan den IJssel, zijn verschenen.
2.1. Thans is niet meer in geschil en ook de Afdeling gaat er van uit dat het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de woning tot op de zijdelingse perceelsgrens.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan “Laag-Dalem II” rust op het perceel de bestemming “Woondoeleinden”. Ingevolge artikel II.2, lid A, onder I, aanhef en sub h, van de planvoorschriften, mogen op de tot woondoeleinden bestemde gronden uitsluitend worden gebouwd een- of meergezinshuizen in de woningcategorieën als nader aangegeven in de in artikel II.2, lid A, onder I, aanhef en sub b, opgenomen tabel met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de afstand van een woning behorende tot de woningcategorie eengezinshuizen Wa, Wb, Ma en Mb, tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt tenzij op de plankaart een kleinere afstand is ingetekend; in dat geval is de kleinere afstand van toepassing.
2.3. Appellant betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met de planvoorschriften, omdat voor dit perceel een minimumafstand tot de zijdelingse perceelgrens van 3 meter geldt. Voor zijn stelling dat de planwetgever invulling heeft gegeven aan de in voormeld II.2, lid A, onder I, aanhef en sub h, bedoelde intekening van een kleinere afstand tot de perceelsgrens, door het opnemen op de plankaart van een doorlopend, vele percelen omvattend bebouwingsvlak en dat dit betekent dat tot op de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd, biedt het bestemmingsplan onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank is er terecht van uit gegaan dat op de plankaart bij dit perceel van bedoelde intekening geen sprake is en dat bedoelde minimumafstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter dus onverkort geldt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2003