ECLI:NL:RVS:2003:AF7368
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit tot handhaving van openbare toegankelijkheid trottoir
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, waarbij zij onder aanzegging van bestuursdwang werd gelast om een rozenboog en een afvalcontainer met ombouw, geplaatst op het trottoir voor haar woning, te verwijderen. Het college had op 20 februari 2002 het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem had op 21 november 2002 het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 3 april 2003 ter zitting werd behandeld.
De Raad van State overweegt dat appellante de rozenboog en de afvalcontainer zonder de vereiste vergunning had geplaatst, waardoor het college bevoegd was om handhavend op te treden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert dat de argumenten van appellante in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder door de voorzieningenrechter is aangevoerd. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Bovendien wordt opgemerkt dat de bereidheid van appellante om alsnog een vergunning aan te vragen, niet relevant is, gezien het beleid van het college dat gericht is op het voorkomen van belemmeringen op de openbare weg.
Uiteindelijk wordt het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 16 april 2003.