ECLI:NL:RVS:2003:AF7370

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204665/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • J. de Koning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank te Haarlem inzake wijziging geslachtsnaam minderjarige zoon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank te Haarlem van 2 juli 2002. De rechtbank had geoordeeld dat de Staatssecretaris van Justitie, bij het besluit van 26 september 2001, appellant ten onrechte niet op de hoogte had gesteld van de hoorzitting die op 20 september 2001 zou plaatsvinden. Dit werd als strijdig met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beschouwd, wat leidde tot de vernietiging van het besluit van de staatssecretaris. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om wijziging van de geslachtsnaam van zijn minderjarige zoon. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond en vernietigde de beslissing van de staatssecretaris.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij beoogde dat de rechtbank de zaak terugneemt voor inhoudelijke behandeling van zijn beroep tegen het besluit van de staatssecretaris. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 april 2003 ter zitting behandeld, waarbij appellant in persoon aanwezig was en de staatssecretaris vertegenwoordigd werd door J.L. Roozendaal, ambtenaar van het departement.

De Afdeling overweegt dat het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit omdat het beroep bij de rechtbank reeds had geleid tot de vernietiging van het besluit van de staatssecretaris, wat betekent dat de staatssecretaris opnieuw een hoorzitting moet beleggen en een nieuwe beslissing moet nemen. Aangezien het beroep van appellant het beoogde resultaat heeft bereikt, heeft hij geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van zijn hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dan ook besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200204665/1.
Datum uitspraak: 16 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Haarlem van 2 juli 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie .
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) aan appellant medegedeeld dat het in zijn voornemen ligt de aanvraag om wijziging van de geslachtsnaam van zijn minderjarige zoon [naam] voor inwilliging in aanmerking te doen komen.
Bij besluit van 26 september 2001 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2002, verzonden op 5 juli 2002, heeft de rechtbank te Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 27 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 november 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 januari 2003 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2003, waar appellant in persoon, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door J.L. Roozendaal, ambtenaar van het departement, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant ten onrechte niet op de hoogte is gesteld van de hoorzitting die op 20 september 2001 zou worden gehouden en dat de staatssecretaris daardoor heeft gehandeld in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb), waarin de hoorplicht van het bestuursorgaan is neergelegd. Nu zich evenmin een geval voordoet als bedoeld in artikel 7:3 van de Awb, waarin van de hoorplicht zou kunnen worden afgezien, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 26 september 2001 vernietigd.
2.2. Appellant beoogt met het hoger beroep te bereiken dat de rechtbank de zaak terugneemt en tot inhoudelijke behandeling van het door hem tegen het besluit van de staatssecretaris van 26 september 2001 ingestelde beroep overgaat.
2.2.1. Appellant miskent dat het door hem bij de rechtbank ingestelde beroep ertoe strekte (en er ook slechts toe kon strekken) dat het besluit van de staatssecretaris van 26 september 2001 zou worden vernietigd. Aangezien het beroep het daarmee beoogde resultaat heeft gehad valt niet in te zien dat appellant thans enig rechtens te beschermen belang heeft bij vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit de door de rechtbank uitgesproken vernietiging van het besluit van 26 september 2001 vloeit voort dat de staatssecretaris opnieuw een hoorzitting dient te beleggen waarin appellant de gelegenheid krijgt zijn bezwaren toe te lichten en vervolgens een nieuwe beslissing op de ingediende bezwaren dient te nemen. Tegen dat besluit kan appellant desgewenst opnieuw beroep instellen bij de rechtbank.
Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling niet in welk rechtens te beschermen belang appellant nog heeft bij een beoordeling van zijn hoger beroep.
Het hoger beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2003
221.