ECLI:NL:RVS:2003:AF7651

Raad van State

Datum uitspraak
23 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301242/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • J.A.M. van Angeren
  • M. Oosting
  • T.I. van Koten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake milieuvergunning en G.M.P.-waarden

Op 23 april 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 24 december 2002. In die eerdere uitspraak werd het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda tot verlening van een milieuvergunning aan de verzoeker vernietigd. De Afdeling oordeelde dat het college onvoldoende had onderzocht of het bevoegd was de vergunning te verlenen, gezien de aanwezigheid van brijvoer in de inrichting van de verzoeker.

De verzoeker heeft op 20 januari 2003 verzocht om herziening van deze uitspraak, stellende dat er in de eerdere uitspraak op een punt was beslist dat niet eerder ter zitting aan de orde was gekomen. Hij betoogde dat de bijproducten die in zijn inrichting worden opgeslagen voor de productie van brijvoer niet als afvalstoffen kunnen worden aangemerkt, omdat deze voldoen aan de G.M.P.-waarden.

De Afdeling heeft de zaak op 14 april 2003 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker en vertegenwoordigers van de betrokken partijen aanwezig waren. De Afdeling overwoog dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een geschil opnieuw aan de rechter voor te leggen. Bovendien was de informatie over de G.M.P.-waarden al bekend bij de verzoeker vóór de eerdere uitspraak.

Gelet op deze overwegingen heeft de Afdeling het verzoek om herziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 april 2003.

Uitspraak

200301242/1.
Datum uitspraak: 23 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2002, in zaak no. 200200073/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 24 december 2002, in zaak no. 200200073/1, heeft de Afdeling de beroepen van [partijen] en verzoeker gegrond verklaard en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda van 18 december 2001, kenmerk Wmb/15262, vernietigd.
Bij brief gedateerd 20 januari 2003 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2003, waar verzoeker in persoon is verschenen. Voorts zijn daar i[partijen], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en het college van burgemeester en wethouders van Breda, vertegenwoordigd door drs. J.A.F. Koning en ing. M.A.P.C. Beljaars, ambtenaren van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2002, waarvan
verzoeker herziening vraagt, heeft de Afdeling het besluit tot verlening van een milieuvergunning aan verzoeker vernietigd, omdat het college van burgemeester en wethouders van Breda naar het oordeel van de Afdeling in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende had onderzocht of hij bevoegd was de vergunning te verlenen in verband met de aanwezigheid van brijvoer in de inrichting.
In het verzoek om herziening heeft verzoeker - kort gezegd - betoogd dat in voornoemde uitspraak is beslist op een punt dat niet eerder dan ter zitting aan de orde is gekomen en dat de bijproducten die in zijn inrichting worden opgeslagen ten behoeve van de productie van brijvoer niet kunnen worden aangemerkt als afvalstoffen omdat deze producten voldoen aan zogenoemde G.M.P.-waarden.
2.2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indieners van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.3. De Afdeling stelt voorop dat het bijzondere rechtsmiddel herziening er niet toe dient om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.
Voorts overweegt de Afdeling dat de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om op de aanvraag om een milieuvergunning te beslissen een door de Afdeling ambtshalve te toetsen punt betreft. De Afdeling overweegt verder dat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd omtrent de G.M.P.-waarden (de kwaliteitsgarantie van diervoeder) verzoeker bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn vóór de uitspraak. Gelet op het voorgaande is geen sprake van feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling.
2.4. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek om herziening van de uitspraak van 24 december 2002, no. 200200073/1, af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. M. Oosting, Leden, in tegenwoordigheid van mr. T.I. van Koten, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Koten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2003
324.