ECLI:NL:RVS:2003:AF8602
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- J.H.B. van der Meer
- F.P. Zwart
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Den Haag inzake kinderopvang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de stichting "Stichting Algemeen Beheer en Bestuur Kinderopvang", h.o.d.n. Stichting Vill'ABB, gevestigd te Den Haag, tegen een uitspraak van de rechtbank te ‘s-Gravenhage. De rechtbank had op 10 juli 2002 het beroep van appellante ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 13 februari 2001 een last onder dwangsom had opgelegd. Deze last hield in dat de stichting het aantal aanwezige kinderen in overeenstemming moest brengen met het aantal aanwezige functionarissen, en dit vóór 27 februari 2001 moest doen. Het college verklaarde het bezwaar van appellante op 17 september 2001 ongegrond.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat de last onjuist was geformuleerd en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij in strijd had gehandeld met artikel 13 van de Verordening op de kindercentra 1995. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 februari 2003 ter zitting behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en het college door mr. ing. A.M. Christiaans, ambtenaar bij de gemeente.
De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht niet was ingegaan op het betoog van appellante over de formulering van de last. Het college had zich gehouden aan de Verordening door het aantal aanwezige kinderen als maatstaf te nemen. Ook het betoog van appellante over de strijd met artikel 13 van de Verordening werd verworpen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.