ECLI:NL:RVS:2003:AF8938

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206322/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning lozen afvalwater door Afvalzorg Deponie B.V. niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een besluit van de Staatssecretaris van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit besluit, genomen op 8 oktober 2002, verleende een vergunning aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'Afvalzorg Deponie B.V.' voor het lozen van afvalwater afkomstig van de stortplaats Nauernasche Polder te Assendelft. De vergunning was verleend op basis van artikel 1, eerste lid, van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren.

Appellanten hebben op 28 november 2002 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij stelden dat zij niet op de hoogte waren van het ontwerpbesluit en derhalve geen bedenkingen konden inbrengen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 2 mei 2003, waarbij de appellanten vertegenwoordigd werden door een gemachtigde en de verweerder door ambtenaren van het ministerie.

De Afdeling overweegt dat volgens artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer alleen belanghebbenden die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit, of die op andere wijze als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, beroep kunnen instellen. De Afdeling concludeert dat de appellanten niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat zij op een aanzienlijke afstand van de inrichting wonen en hun belangen niet rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. Hierdoor zijn zij niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat het beroep van appellanten niet-ontvankelijk wordt verklaard, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 21 mei 2003.

Uitspraak

200206322/1.
Datum uitspraak: 21 mei 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
de Staatssecretaris van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2002, kenmerk ANW 2002/6970, heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Afvalzorg Deponie B.V.” te Haarlem een vergunning krachtens artikel 1, eerste lid, van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren verleend voor het lozen van afvalwater afkomstig van de stortplaats Nauernasche Polder, gelegen te Assendelft via een biologische waterzuivering op het Noordzeekanaal.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 28 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2002, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 december 2002.
Bij brief van 29 januari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn op 27 maart 2003 nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2003, waar appellanten [gemachtigde] en verweerder, vertegenwoordigd door drs. F.B. van Baar en ing. J.J.H. Heeren, ambtenaren van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:
a. degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;
c. degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;
d. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Appellanten stellen niet op de hoogte te zijn geweest van het ontwerpbesluit en dus ook niet in staat te zijn geweest hiertegen bedenkingen in te brengen. Onomstreden is dat verweerder geen mededeling heeft gedaan van het ontwerpbesluit in een in de omgeving van de inrichting verspreid huis-aan-huisblad.
Het bepaalde onder b en c van bovenstaand artikel is hier niet van toepassing. Wat betreft het bepaalde onder d overweegt de Afdeling dat onder het begrip 'belanghebbende' moet worden verstaan belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat wil zeggen degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat alle appellanten op een aanzienlijke afstand van de onderhavige inrichting woonachtig zijn. Gelet hierop, en nu het tegendeel niet is gesteld, noch is gebleken, kan het belang van geen van de appellanten worden geacht rechtstreeks te zijn betrokken bij het bestreden besluit. Appellanten kunnen derhalve niet worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 20.6, tweede lid, onder d, zodat zij aan dat artikellid geen beroepsrecht kunnen ontlenen. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van appellanten niet-ontvankelijk is.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Klap
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2003
315.