ECLI:NL:RVS:2003:AF8939
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- C. Sparreboom
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing toevoeging rechtsbijstand op basis van de Wet op de rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, die op 6 december 2002 een eerdere beslissing van de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage had vernietigd. De appellant had op 22 december 2000 een verzoek ingediend voor toevoeging van rechtsbijstand, welke door de raad was afgewezen. De raad verklaarde het administratief beroep van de appellant ongegrond op 12 maart 2001. De rechtbank oordeelde echter dat de raad ten onrechte had gehandeld en vernietigde de beslissing. De raad ging in beroep tegen deze uitspraak, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De appellant stelde vervolgens hoger beroep in bij de Raad van State, die de zaak op 11 april 2003 ter zitting behandelde.
De Raad van State overwoog dat volgens artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet op de rechtsbijstand, rechtsbijstand niet verleend kan worden indien het verzoek betrekking heeft op de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf, tenzij de voortzetting daarvan afhankelijk is van het resultaat van de verzochte rechtsbijstand. De Raad stelde vast dat het geschil voortkwam uit een aannemingsovereenkomst voor de nieuwbouw van het bedrijf van de appellant, dat sinds 31 december 1995 was beëindigd. Hierdoor kon de voortzetting van de onderneming niet afhankelijk zijn van de verzochte rechtsbijstand.
De appellant voerde aan dat de raad gedurende enige tijd een buitenwettelijk beleid had gevoerd, waarbij onder bepaalde omstandigheden toch een toevoeging kon worden verstrekt, zelfs als het bedrijf niet meer werd uitgeoefend. De Raad van State oordeelde echter dat de raad terecht had gesteld dat er geen ruimte was voor dit beleid, gezien de strikte voorwaarden van de wet. Uiteindelijk concludeerde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.