ECLI:NL:RVS:2003:AF8948

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204495/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • R.H. Lauwaars
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Kern Neerbeek en gevolgen voor verkeerssituatie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 mei 2003 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'Kern Neerbeek', dat door de gemeenteraad van Beek was vastgesteld op 21 februari 2002. De stichting 'Stichting Houdt Neerbeek Leefbaar' heeft beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan door het college van gedeputeerde staten van Limburg. De appellante vreest dat de goedkeuring van de bestemming 'Verkeersdoeleinden' voor de aansluiting van de Prins Mauritslaan op de nieuwe vrachtingang van het DSM-terrein zal leiden tot een verslechtering van het leefmilieu in Neerbeek door een toename van het vrachtverkeer.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 17 april 2003, waarbij zowel de appellante als de verweerder en vertegenwoordigers van de gemeenteraad van Beek aanwezig waren. De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan voornamelijk conserverend van aard is en dat de goedkeuring van het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling stelt vast dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening heeft gehouden met de verkeerssituatie en de noodzaak van de nieuwe vrachtingang, die planologisch is geregeld in een eerder goedgekeurd bestemmingsplan.

De Afdeling concludeert dat de bezwaren van appellante niet gegrond zijn, omdat de verkeerssituatie door de nieuwe aansluiting op het DSM-terrein zal verbeteren en dat de toename van het vrachtverkeer niet leidt tot een onaanvaardbare verslechtering van het woon- en leefklimaat in Neerbeek. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de goedkeuring van het bestemmingsplan door verweerder. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200204495/1.
Datum uitspraak: 21 mei 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Houdt Neerbeek Leefbaar", gevestigd te Beek,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2002 heeft de gemeenteraad van Beek, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van
21 januari 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "Kern Neerbeek".
Verweerder heeft bij zijn besluit van 2 juli 2002, kenmerk 2002/26794, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 16 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 december 2002 heeft verweerder aangegeven dat het beroepschrift hem geen aanleiding geeft tot het indienen van een verweerschrift.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 6 januari 2003. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door [voorzitter], en
mr. J.M.E. Kessels, advocaat te Venlo, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. B.J. Bomhof, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar namens de gemeenteraad van Beek E.J.T.H.M. Savelkoul, ambtenaar der gemeente, en mr. B.P.M. van Ravels, advocaat te Breda, en namens D.S.M. mr. F.J.C.M. de Kok en [deskundige], aldaar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de kern Neerbeek en is voornamelijk conserverend van aard. Het plan maakt het onder meer mogelijk het kruispunt Prins Mauritslaan/Aldenhofstraat opnieuw in te richten en te laten aansluiten op de nieuwe afrit van de rijksweg A76 en op de nieuwe vrachtingang naar het terrein van het chemieconcern DSM. Verweerder heeft het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Appellante heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de bestemming "Verkeersdoeleinden", voorzover dit de aansluiting van de Prins Mauritslaan, ter hoogte van de kruising met de Aldenhofstraat, op de nieuwe vrachtingang naar het DSM-terrein mogelijk maakt. Zij vreest verdere aantasting van het leefmilieu in Neerbeek door de verwachte toename van het vrachtverkeer op de Prins Mauritslaan. Voorts bestrijdt appellante de noodzaak van de nieuwe vrachtingang en stelt zij dat er alternatieven zijn die minder overlast zullen veroorzaken. Tenslotte is zij van mening dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de bezwaren die appellante tegen de nieuwe vrachtingang heeft in andere procedures aan de orde hadden moeten komen.
2.4. Aan de gronden waarop het beroep van appellante betrekking heeft, heeft de gemeenteraad in het plan de bestemming "Verkeersdoeleinden" toegekend. Hij heeft hierbij onder meer in aanmerking genomen dat de aansluiting op de nieuwe vrachtingang van het DSM-terrein een verbetering inhoudt van de bereikbaarheid en ontsluiting van het DSM-terrein en dat door de directe aansluiting op de autosnelweg tegelijkertijd veel van de huidige overlast in de omgeving zal worden verminderd waardoor het leefklimaat ter plaatse zal worden verbeterd.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien dit gedeelte van het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit plandeel goedgekeurd. Hij heeft ingestemd met de weerlegging van de zienswijzen op dit punt door de gemeenteraad.
2.6. De strook grond waarop het beroep van appellante ziet, ligt tussen de Prins Mauritslaan, een provinciale weg die Geleen en Beek verbindt, en het DSM-terrein. In het voorgaande plan "Uitbreidingsplan aanwijzende de bestemmingen in hoofdzaak" van de gemeente Beek, goedgekeurd door gedeputeerde staten bij besluit van 15 maart 1954, heeft de Prins Mauritslaan de bestemming "Bestaande autosnelwegen" gekregen en voornoemde strook grond de bestemming "Agrarische doeleinden". Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat aan de bestemming voor de strook grond nimmer invulling is gegeven en dat deze feitelijk als berm dan wel als groenvoorziening langs de Prins Mauritslaan fungeert. Op grond van artikel 12, eerste lid, van de planvoorschriften van het plan "Kern Neerbeek" zijn, voor zover hier van belang, de gronden met de bestemming "Verkeersdoeleinden" bestemd voor verkeersdoeleinden en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen zoals tussenbermen en doeleinden van openbaar nut.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in zoverre terecht op het standpunt gesteld dat met de bestemming "Verkeersdoeleinden" de bestaande situatie ter plaatse in het plan is opgenomen.
2.7. Voorzover de bezwaren van appellante betrekking hebben op de noodzaak van de nieuwe vrachtingang, overweegt de Afdeling dat deze entree planologisch is geregeld in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein DSM Geleen" van de gemeente Geleen, thans Sittard-Geleen, dat op
12 juni 2001 door gedeputeerde staten is goedgekeurd. Bij de voorbereiding van dat plan is onder meer een onderzoek uitgevoerd door DHV Zuid Nederland BV waarvan de resultaten zijn neergelegd in de rapportage "Ontsluiting Beekerveld" van 24 januari 1997. In dit rapport is uiteengezet waarom een ontsluiting van het bedrijfsterreingedeelte Beekerveld direct op het externe wegennet noodzakelijk is en zijn ten behoeve van de keuze voor de plaats van de ontsluiting zes alternatieven onderzocht. Op basis van de beoordelingscriteria milieu en leefbaarheidsaspecten, verkeerstechnische aspecten, procedures, kostenaspecten en aspecten met betrekking tot de bedrijfsvoering van DSM heeft het college van burgemeester en wethouders gekozen voor variant I, de uitrit tegenover de Aldenhofstraat. Dit plan is inmiddels onherroepelijk.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze bezwaren van appellante niet meer in dit geding aan de orde kunnen komen.
2.8. Ten aanzien van de stelling omtrent de aantasting van het leefmilieu in Neerbeek door de verwachte toename van het vrachtverkeer op de Prins Mauritslaan, overweegt de Afdeling het volgende.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein DSM Geleen" is door het bureau Cauberg-Huygen onderzoek gedaan naar de aard en omvang van de veranderingen in de verkeerssituatie ten gevolge van de aansluiting Beekerveld – A76 op het DSM-terrein met inbegrip van de aansluiting op de Prins Mauritslaan. Daarbij zijn de verkeersintensiteiten van het jaar 2001 vergeleken met de geraamde toekomstige verkeersintensiteiten van het jaar 2015 en zijn de akoestische aspecten beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek aansluiting Beekerveld" van 30 november 2000 dat is toegevoegd aan de toelichting van het bestemmingsplan "Kern Neerbeek". In het rapport staat onder meer dat er geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, waardoor aanvullende maatregelen ter voorkoming van geluidsoverlast niet noodzakelijk zijn. De Afdeling is niet gebleken dat dit onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat verweerder zich bij het nemen van zijn besluit daarop niet had mogen baseren.
Uit het voornoemde rapport blijkt, mede gezien het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: het deskundigenbericht), dat het aantal vrachtwagens per etmaal op de Prins Mauritslaan ten zuiden van de Aldenhofstraat weliswaar toeneemt van 827 tot 958 maar dat die toename aanmerkelijk minder is dan de voorziene toename van het aantal vrachtauto's van en naar het DSM-terrein van 150 naar 600. Dit is het gevolg van het feit dat veel meer vrachtverkeer direct van en naar de nieuwe ingang van DSM zal worden geleid. Voorts wordt geconcludeerd het niet onaannemelijk is dat de verkeerssituatie in Beek en ten zuiden van het kruispunt Prins Mauritslaan en Aldenhofstraat zal verbeteren door de verschuiving van de vrachtverkeersstromen ten gevolge van de aansluiting Beekerveld – A76. Hierbij is van belang dat de rotonde ten westen van de Prins Mauritslaan wordt gesitueerd waardoor een deel van het verkeer op grotere afstand van de kern Neerbeek afgewikkeld zal worden. Daardoor zal met name het vrachtverkeer met bestemming het DSM-terrein op grotere afstand van Neerbeek passeren. Weliswaar zal de verkeersdruk op het kruispunt Prins Mauritslaan/Aldenhofstraat toenemen waardoor niet valt uit te sluiten dat de belevingswaarde van het leefklimaat zal dalen, echter dit effect zou zich ook voordoen als gevolg van de toename van het (vracht)verkeer, inclusief dat naar DSM, die zou optreden als de nieuwe entree en de rotonde niet zouden worden aangelegd. De Afdeling ziet in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen reden hierover anders te oordelen.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de aansluiting van de Prins Mauritslaan op de rotonde en de nieuwe entree van het DSM-terrein een zodanige verslechtering van het woon- en leefklimaat in Neerbeek ten gevolge zal hebben dat verweerder om deze reden goedkeuring had dienen te onthouden aan het plan.
2.9. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.P.van Os-Ravesloot, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Van Os-Ravesloot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2003
248.