ECLI:NL:RVS:2003:AF9202

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204090/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.A.M. van Angeren
  • T.M.A. Claessens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing subsidieverlening door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht. De Minister had op 29 juni 1999 een aanvraag van [verzoeker] om subsidieverlening krachtens de Stimuleringsregeling Innovatie Markt en Concurrentiekracht afgewezen. Na bezwaar van [verzoeker] heeft de Minister op 22 september 2000 het bezwaar gegrond verklaard, maar de aanvraag opnieuw afgewezen. De rechtbank te Dordrecht heeft op 30 november 2001 het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en het besluit van de Minister vernietigd. Vervolgens heeft de Minister op 16 april 2002 het bezwaar opnieuw gegrond verklaard, maar wederom de aanvraag afgewezen. De voorzieningenrechter heeft op 24 juni 2002 de uitspraak van de Minister vernietigd, waarop de Minister hoger beroep heeft ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 maart 2003 behandeld. De Minister, vertegenwoordigd door mr. B.T. Goerdat, en [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], waren aanwezig. De Afdeling overweegt dat de Minister in zijn tweede beslissing op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het project van [verzoeker] lager scoort dan andere projecten. De Minister betoogt dat de verplichting tot volledige heroverweging in bezwaar niet betekent dat hij de tenderprocedure volledig opnieuw moet uitvoeren. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter, met verbetering van de gronden.

De Minister wordt veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker], die op € 322,00 worden vastgesteld, te betalen door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij). De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 28 mei 2003.

Uitspraak

200204090/1.
Datum uitspraak: 28 mei 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht van 24 juni 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], gevestigd te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 1999 heeft appellant (hierna: de Minister) een aanvraag van [verzoeker] om subsidieverlening krachtens de Stimuleringsregeling Innovatie Markt en Concurrentiekracht afgewezen.
Bij besluit van 22 september 2000 heeft de Minister het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar gegrond verklaard, doch de aanvraag wederom afgewezen.
Bij uitspraak van 30 november 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Bij besluit van 16 april 2002 heeft de Minister - voorzover thans van belang - het door [verzoeker] tegen het besluit van 29 juni 1999 gemaakte bezwaar opnieuw gegrond verklaard, doch de aanvraag opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 24 juni 2002, verzonden op 1 juli 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht (hierna: de voorzieningenrechter) - voorzover thans van belang - het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 augustus 2002 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2003, waar de Minister, vertegenwoordigd door mr. B.T. Goerdat, en [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan de aangevallen uitspraak ligt de overweging ten grondslag dat in de tweede beslissing op bezwaar weliswaar de overwegingen van de beoordelingscommissie en de deskundigen van LASER zijn opgenomen, maar deze motivering reeds onderdeel uitmaakte van de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 30 november 2001 en daaruit nog steeds niet blijkt, waarom het project van [verzoeker] lager scoort dan andere projecten, zodat [verzoeker] zich daartegen niet gemotiveerd kan verweren.
2.1.1. Dit oordeel is op zichzelf juist. Dat, naar de Minister stelt, de uitspraak van 30 november 2001 onder meer ten aanzien van de toetsingsmogelijkheden van de bestuursrechter mogelijk niet in overeenstemming is met de Afdelingsjurisprudentie, heeft onder die omstandigheden niet de betekenis die de Minister daaraan gehecht wil zien. Tegen de uitspraak van 30 november 2001 is geen rechtsmiddel aangewend, zodat deze thans als uitgangspunt voor de beoordeling heeft te gelden.
2.2. De Minister betoogt wel terecht dat de verplichting tot volledige heroverweging in bezwaar in gevallen, als het onderhavige, niet zover strekt, dat hij gehouden is de tenderprocedure volledig opnieuw uit te voeren. Bij de heroverweging hoeven in elk geval geen feiten of omstandigheden te worden betrokken die dateren van na afsluiting van de 2e tender van 1998 en die dienen ter versterking van de positie van [verzoeker] ten opzichte van andere deelnemers aan deze tender.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient - voorzover aangevallen - te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden, waarop die rust.
2.4. De Minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Dordrecht van 24 juni 2002, in de zaken nrs. AWB 02/360 en AWB 02/361, voorzover aangevallen;
II. veroordeelt de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in de door [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) aan [verzoeker] te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Loon
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2003
284.