ECLI:NL:RVS:2003:AF9218

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206301/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen gedoogbesluit inzake slibverwerkingsinstallatie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 mei 2003 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen een gedoogbesluit van de provincie Gelderland. Het gedoogbesluit, dat op 30 mei 2002 was genomen, stond de slibverwerkingsinstallatie van VARTECH BV toe om zonder de vereiste vergunning krachtens de Wet milieubeheer in werking te treden. De appellant, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met geur- en geluidhinder.

De zaak werd behandeld op 20 mei 2003, waarbij de appellant in persoon verscheen en de provincie Gelderland werd vertegenwoordigd door mr. T.M.W. Bot en ir. R.A.T. de Greef. Ook de vergunninghoudster, VARTECH BV, was vertegenwoordigd door ir. J.M. van der Knaap. De Afdeling oordeelde dat het gedoogbesluit op 1 oktober 2002 was geëxpireerd, omdat er op 17 oktober 2002 een vergunning was verleend die onherroepelijk was geworden. Hierdoor had het bestreden besluit, dat het gedoogbesluit handhaafde, zijn betekenis verloren.

De Afdeling concludeerde dat de appellant geen processueel belang meer had bij een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2003.

Uitspraak

200206301/1.
Datum uitspraak: 28 mei 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2002, kenmerk MW2002.4761, heeft verweerder gedoogd dat de slibverwerkingsinstallatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "VARTECH BV", gelegen aan de [locatie] te [plaats], in werking is zonder de daarvoor vereiste vergunning krachtens de Wet milieubeheer.
Bij besluit van 5 november 2002, verzonden op 12 november 2002, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 23 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 20 januari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2003, waar appellant in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. T.M.W. Bot en ir. R.A.T. de Greef, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door
ir. J.M. van der Knaap, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Het beroep van appellant richt zich tegen het bestreden besluit, waarbij zijn bezwaar tegen het gedoogbesluit van 30 mei 2002 ongegrond is verklaard. Het beroep van appellant heeft betrekking op de gestelde eisen met betrekking tot geur- en geluidhinder.
2.2. In het dictum van het gedoogbesluit van 30 mei 2002 is bepaald dat dat besluit geldt tot het moment van in werking treden van de vergunning krachtens de Wet milieubeheer doch uiterlijk tot 1 oktober 2002. Uit de stukken blijkt dat bij besluit van 3 september 2002 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer is verleend voor de onderhavige inrichting. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat deze vergunning op 17 oktober 2002 in werking is getreden en onherroepelijk is geworden. Gelet op het vorenstaande kan worden vastgesteld dat het gedoogbesluit van 30 mei 2002 op 1 oktober 2002 is geëxpireerd. Daarmee heeft het bestreden besluit, waarbij laatstgenoemd besluit is gehandhaafd, zijn betekenis verloren. Gelet hierop en nu ook overigens niet is gebleken dat appellant nog processueel belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, dient het beroep niet ontvankelijk te worden verklaard.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Lap
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2003
288.