ECLI:NL:RVS:2003:AF9222

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206478/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing geslachtsnaamwijziging door Staatssecretaris van Justitie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 mei 2003 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om geslachtsnaamwijziging door de Staatssecretaris van Justitie. De appellante had eerder een verzoek ingediend dat op 10 juli 2001 door de Staatssecretaris was afgewezen. Dit besluit werd door de Staatssecretaris op 11 oktober 2001 bevestigd na het indienen van bezwaar door de appellante. De rechtbank te Amsterdam verklaarde op 22 november 2002 het beroep van de appellante ongegrond, waarop zij hoger beroep instelde bij de Raad van State op 9 december 2002.

Tijdens de zitting op 15 mei 2003 waren zowel de appellante als de Staatssecretaris vertegenwoordigd. De Afdeling overwoog dat de argumenten van de appellante in hoger beroep voornamelijk een herhaling waren van de eerder door haar aangevoerde argumenten bij de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Staatssecretaris de regels voor geslachtsnaamwijziging correct had toegepast, zoals vastgelegd in het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamwijziging. De appellante voldeed niet aan de voorwaarden die in dit besluit zijn opgenomen.

Daarnaast werd het verzoek van de appellante om DNA-onderzoek door de Staatssecretaris niet ingewilligd, wat volgens de rechtbank terecht was. De Afdeling concludeerde dat de inhoud van het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank een voldoende getrouwe weergave was van de gebeurtenissen. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200206478/1.
Datum uitspraak: 28 mei 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 22 november 2002 in het geding tussen:
appellante
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de Staatssecretaris) het verzoek van appellante om geslachtsnaamwijziging afgewezen.
Bij besluit van 11 oktober 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 februari 2003 heeft de Staatssecretaris van antwoord gediend.
Bij brieven van 3 maart 2003 en 28 april 2003 heeft appellante nadere memories ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2003, waar appellante in persoon, en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door
J.L. Roozendaal, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd komt louter neer op een herhaling van de door haar bij de rechtbank aangevoerde en door de rechtbank behandelde argumenten. De rechtbank heeft daarbij terecht en op goede gronden geoordeeld dat de Staatssecretaris een niet onjuiste toepassing heeft gegeven aan het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamwijziging (Stbl. 1997, 463). In dit Besluit is een uitputtende opsomming gegeven van de omstandigheden waaronder en de gronden waarop tot geslachtsnaamwijziging wordt, dan wel kan worden overgegaan. Het verzoek van appellante voldoet hier niet aan.
2.2. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van het verzoek van appellante om een DNA-onderzoek met juistheid overwogen dat de Staatssecretaris in een procedure als onderhavige niet is gehouden dit verzoek in te willigen.
2.3. Voorzover appellante in hoger beroep stelt zich niet te kunnen verenigen met de inhoud van het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank, wordt overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat dit niet een voldoende getrouwe zakelijke weergave bevat van hetgeen ter zitting van de rechtbank is voorgevallen. Het aangevoerde kan buitendien niet leiden tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Zwemstra
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2003
91-421.