ECLI:NL:RVS:2003:AF9485
Raad van State
- Herziening
- H.G. Lubberdink
- E.M. Ouwehand
- Rechtspraak.nl
Herziening van een uitspraak inzake wijzigingsvergunning en verzoek tot herziening op basis van nieuwe feiten
Op 4 juni 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Verzoekster, die in persoon ter zitting verscheen, had verzocht om herziening van de uitspraak van 24 april 2002, waarin de rechtbank Utrecht werd bevestigd in haar oordeel. Dit verzoek was ingediend op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een onherroepelijke uitspraak te herzien indien er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
Tijdens de zitting op 6 mei 2003 heeft verzoekster betoogd dat de besluitvorming rondom de wijzigingsvergunning aan de vergunninghouder niet correct was verlopen. Ze stelde dat er stukken waren achtergehouden, verwijderd of vernietigd, die relevant waren voor de beoordeling van de vergunning. Het college van burgemeester en wethouders van Baarn heeft echter gemotiveerd aangegeven dat de stukken waar verzoekster naar verwees, niet aanwezig waren. Dit betrof onder andere een rapportage van de Provinciale Utrechtse Welstandscommissie en een gespreksverslag met een gemeenteambtenaar.
De Afdeling heeft geoordeeld dat verzoekster geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan de voorwaarden van artikel 8:88 voldoen. Het verzoek tot herziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de Afdeling de verzoekster in het ongelijk stelde en de eerdere uitspraak handhaafde.