ECLI:NL:RVS:2003:AF9488

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204272/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Kosto
  • J.J. Vis
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het Regionaal Structuurplan Haaglanden en de goedkeuring door het college van gedeputeerde staten

In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd op 4 juni 2003, wordt het beroep behandeld van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar tegen besluiten van het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Het geschil betreft de goedkeuring van het 'Regionaal structuurplan Haaglanden', dat op 20 februari 2002 is vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar heeft bezwaar gemaakt tegen de aanduiding 'uitbreiding zandwinning recreatieve eindbestemming' in het plan, en stelt dat deze uitbreiding in strijd is met het bufferzonebeleid en het beleid voor de ecologische hoofdstructuur. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 mei 2003 ter zitting behandeld, waarbij de appellant en verweerder sub 2 aanwezig waren, terwijl verweerder sub 1 niet is verschenen.

De Raad overweegt dat ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) het algemeen bestuur van een regionaal lichaam verantwoordelijk is voor de vaststelling van een regionaal structuurplan. De Afdeling is bevoegd om te oordelen over beroepen die zijn gericht tegen concrete beleidsbeslissingen in een regionaal structuurplan. In dit geval is vastgesteld dat de aanduiding waartegen het college van Wassenaar zich verzet, niet als een concrete beleidsbeslissing is aangemerkt. Hierdoor is de Afdeling onbevoegd om van dit onderdeel van het beroep kennis te nemen.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar geen recht heeft om beroep in te stellen tegen de onthouding van goedkeuring aan de bebouwingscontour bij Rijksdorp, omdat dit ook niet onder de bevoegdheid van de Afdeling valt. De Raad heeft daarom het beroep van het college van Wassenaar voor deze onderdelen niet-ontvankelijk verklaard. Tot slot is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2003.

Uitspraak

200204272/1.
Datum uitspraak: 4 juni 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar,
appellant,
en
1. het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden,
2. het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2002 heeft het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden, op voorstel van het dagelijks bestuur van 20 februari 2002, het "Regionaal structuurplan Haaglanden, Haaglanden, groene schakel in de randstad" (hierna: RSP Haaglanden) vastgesteld.
Bij besluit van 14 juni 2002 heeft verweerder sub 2 beslist omtrent de goedkeuring van het RSP Haaglanden.
Appellant heeft tegen de besluiten van 20 februari 2002 en14 juni 2002 bij brief van 6 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 10 december 2002 heeft verweerder sub 2 een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. N. Noort, ambtenaar van de gemeente, en verweerder sub 2, vertegenwoordigd door W. van den Ende, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Verweerder sub 1 is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 36c, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder te noemen: WRO) stelt het algemeen bestuur van een regionaal lichaam voor het samenwerkingsgebied een regionaal structuurplan vast, waarin de toekomstige ontwikkeling van dat gebied wordt aangegeven. In dat plan worden concrete beleidsbeslissingen opgenomen over de locatie van projecten of voorzieningen van regionaal belang. Bij de vaststelling van gemeentelijke plannen als bedoeld in Hoofdstuk IV van deze wet en Hoofdstuk IV van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing worden die beslissingen in acht genomen.
Ingevolge artikel 36e, eerste lid, van de WRO behoeft het regionaal structuurplan de goedkeuring van het college van gedeputeerde staten.
Ingevolge artikel 56, vierde lid, van de WRO kan uitsluitend beroep worden ingesteld door het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten tot onthouding van goedkeuring aan een regionaal structuurplan of een herziening daarvan.
Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder a, voorzover hier van belang, gelezen in samenhang met artikel 56, eerste lid, van de WRO kan door een ieder beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld tegen een concrete beleidsbeslissing, een herziening of een intrekking daarvan, opgenomen in een regionaal structuurplan.
Ingevolge artikel 1 van de WRO wordt onder een concrete beleidsbeslissing verstaan een als zodanig door het bestuursorgaan aangegeven besluit in een planologische kernbeslissing, een streekplan of een regionaal structuurplan.
Ingevolge artikel 21b, vierde lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 wordt in een regionaal structuurplan een concrete beleidsbeslissing als zodanig in de tekst of op de kaart benoemd en herkenbaar aangegeven.
2.1.1. Uit deze bepalingen volgt dat de Afdeling met betrekking tot de vaststelling of herziening van een regionaal structuurplan bevoegd is te oordelen over beroepen die zijn gericht tegen daarin vervatte concrete beleidsbeslissingen. Indien een beroep is gericht tegen een niet door het bestuursorgaan als concrete beleidsbeslissing aangegeven onderdeel van een regionaal structuurplan, is het niet gericht tegen een concrete beleidsbeslissing in de zin van artikel 1 van de WRO; de Afdeling is onbevoegd van zo’n beroep kennis te nemen.
Daarnaast is de Afdeling bevoegd te oordelen over beroepen die gericht zijn tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten tot onthouding van goedkeuring aan (delen van) een regionaal structuurplan.
2.2. Het plangebied van het RSP Haaglanden omvat het grondgebied van de veertien gemeenten van het stadsgewest Haaglanden. Het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden beoogt met het RSP Haaglanden zijn visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het stadsgewest op de korte, middellange en lange termijn aan te geven.
Verweerder sub 2 heeft bij zijn besluit grotendeels goedkeuring verleend aan het RSP Haaglanden.
2.3. Het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar maakt bezwaar tegen de op de plankaart opgenomen aanduiding "uitbreiding zandwinning recreatieve eindbestemming" voor gronden gelegen ten zuiden van het Valkenburgse Meer. Het college stelt dat een verdere uitbreiding van de zandwinning bij het Valkenburgse Meer onder meer in strijd is met het bufferzonebeleid en het beleid voor de ecologische hoofdstructuur.
2.3.1. Op bladzijde 88 van het RSP Haaglanden is vermeld:
"De in dit RSP als concrete beleidsbeslissing aan te merken elementen zijn aangegeven op de plankaart en zijn:
- De bebouwingscontour van de kernen Maasland en Schipluiden.
- De duurzame, dat wil zeggen in ieder geval te handhaven, glastuinbouwgebieden in het Westland en in Pijnacker-Nootdorp.".
2.3.2. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar voor zover gericht tegen de aanduiding "uitbreiding zandwinning recreatieve eindbestemming" niet gericht is tegen een onderdeel van het RSP Haaglanden dat als concrete beleidsbeslissing is aangemerkt.
Gezien het onder 2.1.1. overwogene is de Afdeling onbevoegd kennis te nemen van dit onderdeel van het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
Indien appellant zich met betrekking tot het besluit tot vaststelling van het RSP Haaglanden tot een rechter wenst te wenden, wijst de Afdeling, gelet op artikel 8:71 van de Algemene wet bestuursrecht, op de mogelijkheid tot het instellen van een vordering bij de burgerlijke rechter.
2.4. Het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar stelt voorts dat verweerder sub 2 ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan de bij de vaststelling van het RSP Haaglanden enigszins verruimde bebouwingscontour bij Rijksdorp.
2.4.1. Ingevolge artikel 56, vierde lid, onder a, kan uitsluitend door het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten tot onthouding van goedkeuring aan een regionaal structuurplan of een herziening daarvan beroep worden ingesteld. Hieruit volgt dat het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar geen recht tot het instellen van beroep toekomt tegen het besluit tot onthouding van goedkeuring aan de contour voor Rijksdorp.
Het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar is dan ook in zoverre niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen voor zover gericht tegen de aanduiding "uitbreiding zandwinning recreatieve eindbestemming";
II. verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de onthouding van goedkeuring aan de contour bij Rijksdorp niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, en mr. J.J. Vis en dr. ir. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2003
388.