ECLI:NL:RVS:2003:AF9833

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204724/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.A. Alkema
  • H. Troostwijk
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beesel inzake vervanging aluminium kozijnen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beesel. Het college had op 10 april 2001 de appellant gelast om de aluminium kozijnen in zijn woning te vervangen door houten kozijnen, met een dreiging van een dwangsom bij niet-naleving. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 20 november 2001. Vervolgens stelde de rechtbank te Roermond op 1 augustus 2002 de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het college ook ongegrond. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 11 februari 2003 ter zitting werd behandeld.

De Raad van State oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat de appellant in strijd met de verleende bouwvergunning aluminium kozijnen had aangebracht. Echter, de Raad van State oordeelde ook dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het gebruik van aluminium kozijnen niet gelegaliseerd kon worden. De welstandscommissie had in haar advies niet voldoende onderbouwd waarom de aluminium kozijnen niet aanvaardbaar waren, en het beeldkwaliteitsplan bood geen duidelijke richtlijnen over de aanvaardbaarheid van de gebruikte materialen.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen van de appellant alsnog gegrond. Het college werd opgedragen om opnieuw te beslissen op de bezwaren van de appellant, met inachtneming van de uitspraak van de Raad van State. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant.

Uitspraak

200204724/1.
Datum uitspraak: 11 juni 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 1 augustus 2002 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Beesel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beesel (hierna: het college) appellant gelast de aluminium kozijnen in de woning op het perceel [locatie] te [plaats] binnen drie maanden te vervangen door kozijnen van merantihout op straffe van een dwangsom van ƒ 10.000,00/€ 4.537,80 voor iedere week of deel van een week dat daaraan niet is voldaan met een maximum van ƒ 70.000,00/€ 31.764,62.
Bij besluit van 20 november 2001 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 1 mei 2002 heeft het college een nieuwe begunstigingstermijn vastgesteld en deze nader bepaald op drie maanden, ingaande na de dag van de bekendmaking van dit besluit.
Bij uitspraak van 1 augustus 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) de door appellant ingestelde beroepen tegen de besluiten van 20 november 2001 en 1 mei 2002 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 27 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 29 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 oktober 2002 heeft het college van antwoord gediend.
Na het sluiten van het vooronderzoek heeft appellant nog nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij gezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.W. Kok, advocaat te Tegelen, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.E.R. Slegers en ing. G. Bakker, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vast staat dat appellant in afwijking van de hem op 30 juni 1999 verleende bouwvergunning in zijn woning aluminium in plaats van houten kozijnen heeft aangebracht. Gelet op artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, was het college derhalve bevoegd daartegen handhavend op te treden.
2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden tegen een illegale situatie. Een bijzondere omstandigheid kan worden aangenomen, indien concreet zicht bestaat op legalisering.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college op goede gronden tot het oordeel kon komen dat het gebruik van aluminium kozijnen niet alsnog gelegaliseerd kan worden nu er strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.4. Dit betoog slaagt. Blijkens haar advies van 22 mei 2000 vindt de welstandscommissie Tegelen-Beesel-Belfeld-Swalmen de wijziging van houten kozijnen in aluminium kozijnen niet aanvaardbaar “gezien de karakteristiek van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Offenbeker Bemden”. Niet is aangegeven evenwel wat verstaan dient te worden onder deze “karakteristiek”. Uit het van het bestemmingsplan deel uitmakende “Beeldkwaliteitsplan Offenbeker Bemden Gemeente Beesel” (hierna: het beeldkwaliteitsplan), waarnaar in het door het college overgenomen advies van de commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften wordt verwezen, valt niet af te leiden dat toepassing van aluminium kozijnen is uitgesloten. Het beeldkwaliteitsplan laat zich in het kader van de gewenste architectuur over de te gebruiken materialen uitsluitend uit over welke soorten bakstenen aanvaardbaar zijn. Verder valt daaruit niet af te leiden welke materialen uit een oogpunt van welstand al dan niet aanvaardbaar worden geacht. Hetgeen in het beeldkwaliteitsplan is opgenomen over duurzaam bouwen, ziet niet op de aanvaardbaarheid van een bouwwerk uit een oogpunt van welstand en komt bij de beoordeling of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand derhalve geen betekenis toe. Uit het vorenstaande volgt dat het college zich niet op grond van het voorliggende welstandsadvies en het beeldkwaliteitsplan op het standpunt heeft kunnen stellen dat het vervangen van houten door aluminium kozijnen in strijd is met redelijke eisen van welstand. De bestreden beslissing op bezwaar berust dan ook niet op een deugdelijke motivering en is mitsdien genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de door appellant ingestelde beroepen bij de rechtbank alsnog gegrond verklaren en de besluiten van 20 november 2001 en 1 mei 2002 vernietigen. Het college dient opnieuw op de bezwaren van appellant te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6. Het college dient op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 1 augustus 2002, kenmerk 01/1311 GEMWT K1;
III. verklaart de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Beesel van 20 november 2001 en 1 mei 2002 alsnog gegrond;
IV. vernietigt de onder III genoemde besluiten;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Beesel in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1288,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Beesel te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat de gemeente Beesel aan appellant de door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (ƒ 241,00/€ 109,36 en € 165,00, totaal: € 274,36) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Alkema, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van
mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Alkema w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2003
201-397