200302321/1.
Datum uitspraak: 11 juni 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging Milieudefensie", gevestigd te Amsterdam, en [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Heerde,
verweerder.
Bij besluit van 22 oktober 2002 heeft verweerder gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard de bezwaren tegen het besluit tot afwijzing van het verzoek van appellanten om krachtens de Wet milieubeheer bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van de melkrundveehouderij op het perceel [locatie], te [plaats]. Bij uitspraak van 5 februari 2003, nos. 200205971/1 en 200204911/1, heeft de Voorzitter van de Afdeling dit besluit vernietigd.
Bij brief van 10 april 2003, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde datum, hebben appellanten beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op het door hen tegen het besluit van verweerder van 9 november 2000 ingediende bezwaarschrift.
Bij brief van 14 mei 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2003, waar appellanten, bij monde van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door F. Vorselman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellanten hebben aangevoerd dat verweerder niet tijdig een nieuw besluit heeft genomen op het door hen tegen het besluit van verweerder van 9 november 2000 ingediende bezwaarschrift. Zij hebben daarbij verzocht om aan verweerder een last onder dwangsom op te leggen voor iedere dag dat verweerder niet heeft beslist op het bezwaarschrift van 15 december 2000.
2.1.1. De Afdeling is van oordeel dat uit het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) volgt dat in dit geval aan de hand van artikel 7:10 van de Awb moet worden geoordeeld binnen welke termijn verweerder een beslissing moet nemen.
In artikel 7:10, eerste lid, van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
2.1.2. Voor de berekening van de beslistermijn dient in dit geval te worden uitgegaan van de datum van verzending van de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling, te weten 6 februari 2003.
Verweerder heeft een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb ingesteld. Hij was - nu voorts niet is gebleken dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 7:10, tweede, derde of vierde lid van de Awb - gehouden om binnen tien weken na 6 februari 2003 een besluit te nemen. Nu hij binnen deze termijn niet op het bezwaarschrift heeft beslist, heeft hij niet tijdig een besluit genomen.
2.2. Het beroep is gegrond. Het ingevolge artikel 6:2 van de Awb voor de toepassing van wettelijke voorschriften over beroep met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit dient te worden vernietigd. Verweerder dient een besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.3. De Afdeling ziet verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat voor iedere dag dat verweerder na afloop van de gestelde termijn het desbetreffende besluit niet heeft genomen en heeft bekendgemaakt door verweerder aan appellanten een dwangsom zal worden verbeurd.
2.4. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
III. draagt burgemeester en wethouders van Heerde op binnen 2 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van 15 december 2000 van appellanten en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. bepaalt dat indien en zolang verweerder niet voldoet aan het onder punt III gestelde, hij aan appellanten een dwangsom verbeurt van € 100,00 per dag, met een maximum van € 5000,00 voor iedere dag dat het desbetreffende besluit niet is genomen of niet is bekendgemaakt;
V. veroordeelt burgemeester en wethouders van Heerde in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Heerde te worden betaald aan appellanten;
VI. gelast dat de gemeente Heerde aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. De Vink
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2003