ECLI:NL:RVS:2003:AG1748
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- L. Groenendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing huursubsidie door Staatssecretaris van Volkshuisvesting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor huursubsidie door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De aanvraag betrof het tijdvak van 1 juli 1998 tot 1 juli 1999 en werd afgewezen bij besluit van 9 september 1999. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de Staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 30 oktober 2001. De rechtbank te Dordrecht oordeelde op 1 november 2002 dat het bezwaar gegrond was en vernietigde de eerdere beslissing van de Staatssecretaris. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 9 mei 2003 ter zitting werd behandeld.
De kern van het geschil betreft de vaststelling van het gezamenlijke vermogen van appellante en haar gewezen echtgenoot door de Belastingdienst, en de vraag of de Staatssecretaris dit vermogen correct heeft gesplitst bij de berekening van de huursubsidie. Appellante betoogde dat de Staatssecretaris ten onrechte het vermogen van haar en haar echtgenoot als één geheel heeft behandeld, terwijl de Belastingdienst dit vermogen had vastgesteld. De Raad van State oordeelde dat de Staatssecretaris terecht de opgave van de Belastingdienst als uitgangspunt heeft genomen voor de vaststelling van de huursubsidie. De rechtbank had dan ook terecht geoordeeld dat de Staatssecretaris geen onjuist rekenvermogen had toegepast.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2003.