ECLI:NL:RVS:2003:AH8629
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- Th.G. Drupsteen
- H. Borstlap
- P.C.E. van Wijmen
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor afvalverwerkingsinrichting en nevenactiviteiten in natuurgebied
In deze zaak gaat het om een besluit van 2 april 2002, waarbij de provincie Gelderland een vergunning heeft verleend voor het oprichten en in werking hebben van een afvalverwerkingsinrichting. Appellant, het Samenwerkingsverband regionale vuilverwerking Ullerberg, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat verweerder heeft geweigerd om de nevenactiviteiten van de inrichting na 31 december 2006 voort te zetten. Appellant stelt dat deze nevenactiviteiten zelfstandig kunnen functioneren en dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar de milieueffecten van de voortzetting ervan. Verweerder daarentegen is van mening dat de nevenactiviteiten niet los kunnen worden gezien van de hoofdactiviteit, het storten van afval, en dat het beëindigen van alle activiteiten noodzakelijk is voor de bescherming van het natuurgebied waarin de inrichting is gelegen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 april 2003 behandeld. Tijdens de zitting zijn beide partijen vertegenwoordigd. Appellant heeft zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukt dat de nevenactiviteiten niet in strijd zijn met de provinciale milieuverordening. Verweerder heeft zijn standpunt verdedigd door te wijzen op de waarde van het natuurgebied en de noodzaak om alle activiteiten te beëindigen om milieuhygiënische redenen.
De Afdeling heeft overwogen dat de vergunning hoofdzakelijk betrekking heeft op de verwerking van afval en dat de nevenactiviteiten ook gericht zijn op het verwijderen van afvalstoffen. De Afdeling concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunning voor de nevenactiviteiten te weigeren, gezien de samenhang tussen de hoofd- en nevenactiviteiten. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.