ECLI:NL:RVS:2003:AH8961

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200203485/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breukelen inzake bestuursdwang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breukelen, dat op 7 september 2001 aan vergunninghouders onder aanzegging van bestuursdwang heeft gelast om bepaalde objecten van een perceel in Kockengen te verwijderen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 21 februari 2002 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter, die op 22 mei 2002 het beroep ongegrond heeft verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het hoger beroep zijn aanvankelijk ingediend op 25 juni 2002 en later aangevuld op 4 december 2002. Tijdens de zitting op 18 maart 2003 zijn zowel appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. R.F. Ronday, als vertegenwoordigers van het college verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak vervolgens behandeld en geconcludeerd dat het betoog van appellante in hoger beroep een herhaling is van wat zij eerder heeft aangevoerd.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de voorzieningenrechter op goede gronden tot een juist oordeel is gekomen en heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak is bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in naam der Koningin op 2 juli 2003.

Uitspraak

200203485/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht van 22 mei 2002 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Breukelen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breukelen (hierna: het college) [vergunninghouders] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de in dat besluit aangewezen objecten van het perceel kadastraal bekend gemeente Kockengen, nadere aanduiding D2, te verwijderen.
Bij besluit van 21 februari 2002 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 mei 2002, verzonden op 27 mei 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 25 juni 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 juni 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 december 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 januari 2003 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2003, waar appellante, bijgestaan door mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht, en het college, vertegenwoordigd door A.F.J.M. Emmelot en K.H. Wiersema, ambtenaar onderscheidenlijk wethouder van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante en [vergunninghouders] hebben bij gezamenlijk geschrift hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 mei, verzonden op 27 mei 2002, met het registratienummer SBR 02/666 GEMWT. De Afdeling leest dit geschrift aldus dat appellante heeft beoogd hoger beroep in te stellen tegen de aangevallen uitspraak, waarbij op haar beroep is beslist en [vergunninghouders] tegen de hun beroep betreffende uitspraak.
2.2. Het betoog van appellante in hoger beroep komt neer op een herhaling van hetgeen zij in beroep bij de voorzieningenrechter heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter is op goede gronden tot een juist oordeel gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2003
17-378.