ECLI:NL:RVS:2003:AH8996

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302563/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • K. Brink
  • M. Oosting
  • Ch.W. Mouton
  • T.I. van Koten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake handhavingsmaatregelen tegen een pluimveehouderij

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 juli 2003 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 12 maart 2003. In de eerdere uitspraak werd het beroep tegen de beslissing op bezwaar om handhavingsmaatregelen tegen een pluimveehouderij op een specifiek perceel in Bladel af te wijzen, ongegrond verklaard. De verzoeker heeft op 22 april 2003 de Afdeling verzocht om herziening van deze uitspraak. Tijdens de zitting op 23 juni 2003 is de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.G.J.M. Termaat, verschenen. Ook het college van burgemeester en wethouders van Bladel was vertegenwoordigd door J.A. Schilders, met juridische bijstand van mr. J.A.J.M. van Houtum.

De Afdeling heeft in haar overwegingen uiteengezet dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener van het verzoek en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De verzoeker heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen. De Afdeling concludeert dat het verzoek ongegrond is en dat er geen aanleiding is om de eerdere uitspraak te herzien. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2003.

Uitspraak

200302563/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2003, in zaak no. 200203036/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 12 maart 2003, in zaak no. 200203036/1, heeft de Afdeling het beroep tegen de beslissing op bezwaar om het verzoek om handhavingsmaatregelen tegen de pluimveehouderij op het perceel [locatie] te [plaats] af te wijzen, ongegrond verklaard.
Bij brief van 22 april 2003 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2003, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Eindhoven, is verschenen.
Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Bladel, vertegenwoordigd door J.A. Schilders, ambtenaar van de gemeente en [partij], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Verzoeker draagt verder geen feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling aan. Het verzoek is ongegrond en dient te worden afgewezen.
De Afdeling ziet voorts in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding op andere wijze tegemoet te komen aan het verzoek om een andere uitspraak, waarbij het beroep gegrond zou worden verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. T.I. van Koten, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Koten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2003
324.