ECLI:NL:RVS:2003:AH9031
Raad van State
- Hoger beroep
- E.A. Alkema
- E.M.H. Hirsch Ballin
- M.G.J. Parkins-de Vin
- L.E.M. Wilbers-Taselaar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing bouwverzoek voor vrijstaande woningen in Bellingwedde
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om medewerking aan de bouw van vrijstaande woningen op een perceel in Bellingwedde. Het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde heeft op 8 maart 2001 het verzoek van de appellant afgewezen. Vervolgens heeft het college op 2 augustus 2001 het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank te Groningen heeft op 11 november 2002 het beroep van de appellant gegrond verklaard en de beslissing van het college vernietigd. De appellant heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in januari 2003.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 mei 2003 behandeld. De appellant was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. W.B. van den Berg, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente. De kern van het geschil betreft de vraag of de brief van de appellant van 5 september 2000 kan worden aangemerkt als een aanvraag om bouwvergunning. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet het geval is, omdat de brief in algemene bewoordingen was opgesteld en geen specifieke details over het project bevatte. De Afdeling heeft deze conclusie bevestigd en geoordeeld dat het college de reactie op het verzoek van de appellant niet als een besluit had moeten beschouwen waartegen bezwaar kon worden gemaakt.
De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 2 juli 2003.