ECLI:NL:RVS:2003:AH9038

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206457/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor dakopbouwen in Alphen aan den Rijn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 24 oktober 2002 een beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn niet-ontvankelijk verklaarde. Het college had op 8 februari 2002 een bouwvergunning verleend voor het oprichten van drie dakopbouwen op woningen aan een specifieke locatie in Alphen aan den Rijn. Appellanten, die bezwaar maakten tegen deze vergunning, kregen op 29 mei 2002 te horen dat hun bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond was verklaard.

De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van appellanten niet-ontvankelijk voor degenen die niet tijdig de benodigde machtigingen hadden overgelegd. Appellanten stelden hoger beroep in bij de Raad van State, waar de zaak op 3 juni 2003 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel appellanten als vertegenwoordigers van het college aanwezig, evenals de vergunninghouder.

De Raad van State overwoog dat het hoger beroep van appellanten in wezen een herhaling was van hun eerdere argumenten. Er was geen sprake van een weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 44 van de Woningwet, waardoor het college niet gerechtigd was de bouwvergunning te weigeren. De rechtbank had het beroep van appellanten terecht ongegrond verklaard. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

200206457/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] e.a., wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2002 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van drie dakopbouwen op de woningen aan het [locatie] te Alphen aan den Rijn.
Bij besluit van 29 mei 2002 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 oktober 2002, verzonden op 1 november 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, voorzover ingesteld door anderen dan [appellant], en voor het overige ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 februari 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2003, waar namens appellanten [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. E.J. Zorgdrager en mr. A.J. Braxhoven, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de vergunninghouder gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft [appellant] bij brief van 12 juli 2002 in de gelegenheid gesteld om binnen de beroepstermijn de machtigingen over te leggen van degenen, voor wie hij stelt beroep in te stellen. Nu hieraan niet tijdig gevolg is gegeven, heeft de voorzieningenrechter de anderen dan [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Het betoog van [appellant] in hoger beroep komt neer op een herhaling van hetgeen hij in beroep bij de rechtbank aangevoerd. Gesteld noch gebleken is evenwel dat zich een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet, voordoet. Gelet hierop, stond het college niet vrij de bouwvergunning te weigeren. Aan de argumenten van [appellant] kan niet de betekenis worden toegekend die hij daaraan gehecht wil zien. De rechtbank heeft het beroep terecht ongegrond verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2003
17-406.