ECLI:NL:RVS:2003:AH9062

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206406/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging huursubsidie en terugvordering door Staatssecretaris op basis van onjuiste inkomensvaststelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, waarbij de huursubsidie van appellant over het tijdvak van 1 juli 1995 tot 1 juli 1996 werd gewijzigd van ƒ 840,00/€ 381,18 naar nihil. Dit besluit werd genomen op 15 september 1998, waarbij het verschil teruggevorderd werd van appellant. De Staatssecretaris verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond op 10 december 2001. De rechtbank te 's-Gravenhage bevestigde deze beslissing op 7 november 2002, waarna appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State op 5 december 2002.

Tijdens de zitting op 13 juni 2003 werd de zaak behandeld, waarbij appellant in persoon verscheen, bijgestaan door een gemachtigde, en de Minister vertegenwoordigd was door mr. M.J.C. van Amerongen. Appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte voorbijging aan de onjuiste inkomensvaststelling door de belastinginspecteur, en verwees naar een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 december 2002, waartegen hij cassatie had ingesteld.

De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris op goede gronden de huursubsidie had herzien, en dat hij niet hoefde te wachten op de uitkomst van de belastingprocedure. De Minister gaf aan dat, mocht het belastbaar inkomen van appellant in laatste instantie lager worden vastgesteld, hij bereid was om de beslissing te herzien. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200206406/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 november 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris (thans: de Minister) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 september 1998 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de over het tijdvak 1 juli 1995 tot 1 juli 1996 krachtens de Wet individuele huursubsidie (hierna: de Wih) aan appellant toegekende huursubsidie gewijzigd van ƒ 840,00/€ 381,18 in nihil en het verschil van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 10 december 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2002, verzonden op 8 november 2002, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 februari 2003 heeft de Minister een memorie van antwoord ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de Minister, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. van Amerongen, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant voert aan dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbijgegaan is dat de besluiten van de Staatssecretaris zijn gebaseerd op een onjuiste vaststelling van zijn inkomen door de belastinginspecteur. Hij wijst daarbij op het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, belastingkamer, van 17 december 2002, waartegen hij overigens beroep in cassatie heeft ingesteld.
2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen, dat de Staatssecretaris op goede grond de bijdrage nader heeft vastgesteld. Hij mocht bij het nemen van zijn besluit uitgaan van het door de Belastingdienst vastgestelde belastbare inkomen over 1994, dat te hoog was om in aanmerking te komen voor een bijdrage. Hij behoefde de uitkomst van de door appellant daartegen aanhangig gemaakte procedure bij de belastingrechter niet af te wachten.
2.3. De Minister heeft toegezegd dat, indien het belastbaar inkomen van appellant in laatste aanleg op een lager bedrag wordt vastgesteld, hij zijn beslissing desgevraagd zal herzien. Gelet hierop staat het appellant vrij om de Minister te zijner tijd te verzoeken zijn bijdrage nader vast te stellen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2003
195-209.