ECLI:NL:RVS:2003:AH9083

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303354/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • R.G.P. Oudenaller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake plaatsing propaanreservoir nabij woonwagens

In deze zaak hebben verzoekers, wonend te Sas van Gent, bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen, dat op 10 april 2003 een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de plaatsing van een propaanreservoir nabij hun woonwagens heeft afgewezen. Verzoekers hebben de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 17 juni 2003, waar verzoekers, bijgestaan door een gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door C.J. Ritico, ambtenaar van de gemeente, aanwezig waren.

Verzoekers betogen dat de veiligheidsafstanden, zoals genoemd in tabel II van bijlage 1 van het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer, niet in acht zijn genomen. Volgens hen dient de afstand tussen het propaanreservoir en de woonwagens minimaal zestig meter te bedragen. Ze stellen dat het woonwagencentrum en het reservoir niet als onderdeel van dezelfde inrichting kunnen worden beschouwd, omdat er geen voldoende technische, organisatorische of functionele bindingen zijn.

De Voorzitter overweegt dat ingevolge artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer, een inrichting wordt beschouwd als de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling bindingen hebben en in elkaars nabijheid zijn gelegen. Na beoordeling van de stukken en het verhandelde ter zitting, concludeert de Voorzitter dat er geen zodanige bindingen zijn dat het propaanreservoir als een geheel met de woonwagens kan worden beschouwd. Hierdoor heeft verweerder in strijd gehandeld met de geldende voorschriften.

De Voorzitter besluit tot het treffen van een voorlopige voorziening en schorst het besluit van 10 april 2003 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar. Tevens worden de proceskosten van verzoekers vergoed, inclusief het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 24 juni 2003.

Uitspraak

200303354/1.
Datum uitspraak: 24 juni 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Sas van Gent,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2003 heeft verweerder een verzoek van verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de plaatsing van een propaanreservoir nabij de woonwagens van verzoekers aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 23 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2003, waar verzoekers, waarvan [verzoeker] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door C.J. Ritico, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekers betogen dat verweerder bij het plaatsen van een propaanreservoir ten onrechte de veiligheidsafstanden genoemd in tabel II van bijlage 1 van het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (hierna: het Besluit) niet in acht heeft genomen op grond waarvan de afstand tussen het reservoir en de woonwagens van verzoekers minimaal zestig meter dient te bedragen. Zij voeren in dit verband aan dat het woonwagencentrum en het reservoir niet kunnen worden beschouwd als onderdeel van een en dezelfde inrichting, onder meer omdat geen sprake is van voldoende technische, organisatorische of functionele bindingen. Bovendien kunnen de woonwagens en het propaanreservoir niet worden beschouwd als tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties.
2.2. Ingevolge artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer wordt als een inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
2.3. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het de Voorzitter niet gebleken dat sprake is van zodanige bindingen dat het propaanreservoir geacht moet worden een geheel te vormen met de onderhavige woonwagens in de zin van artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer. Verweerder heeft derhalve in strijd gehandeld met het bepaalde in tabel II bij voorschrift 8.1.4 in bijlage 1 bij het Besluit.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding tot het treffen van de hierna vermelde voorlopige voorziening. Aan bespreking van de overige gronden van het verzoek komt de Voorzitter niet toe.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen van 10 april 2003 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 772,25, waarvan een gedeelte € 644,00 groot is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Terneuzen te worden betaald aan verzoekers;
III. gelast dat de gemeente Terneuzen aan verzoekers het door hun voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Oudenaller
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2003
179-415.