ECLI:NL:RVS:2003:AH9378

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303815/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhavingsmaatregelen Wet milieubeheer voor manege in Gemert-Bakel

In deze zaak heeft verzoeker, wonend te [woonplaats], op 13 september 2002 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel om handhavingsmaatregelen te treffen op basis van de Wet milieubeheer, met betrekking tot een manege gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Verzoeker heeft op 13 juni 2003 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek. De Raad van State ontving dit bezwaar op 16 juni 2003. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 juli 2003 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Voorzitter overweegt dat ingevolge artikel 18.14 van de Wet milieubeheer een ieder een bestuursorgaan kan verzoeken om een beschikking te geven met betrekking tot bestuursdwang of andere handhavingsmaatregelen. Artikel 18.16 van deze wet stelt dat een beschikking zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, dient te worden gegeven. Aangezien het verzoek van verzoeker op 18 september 2002 bij verweerder is binnengekomen en verweerder niet tijdig heeft beslist, concludeert de Voorzitter dat het verzoek kennelijk gegrond is.

De beslissing van de Voorzitter houdt in dat het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel wordt opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van verzoeker. Daarnaast wordt het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 80,50 zijn vastgesteld, en dient de gemeente Gemert-Bakel het griffierecht van € 116,00 aan verzoeker te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juli 2003.

Uitspraak

200303815/2.
Datum uitspraak: 2 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel,
verweerder.
1. Procesverloop
Verzoeker heeft bij brief van 13 september 2002 verweerder verzocht krachtens de Wet milieubeheer handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van een manege gelegen op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij brief van 13 juni 2003 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek.
Bij brief van 13 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op
16 juni 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Ingevolge artikel 18.14, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan een ieder aan een bestuursorgaan dat bevoegd is tot toepassing van bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing, verzoeken een daartoe strekkende beschikking te geven.
Artikel 18.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt, voorzover hier van belang dat de beschikking op een overeenkomstig artikel 18.14, eerste lid, gedaan verzoek zo spoedig mogelijk wordt gegeven, doch uiterlijk vier weken na de datum waarop het verzoek is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld.
2.3. Het door verzoeker ingediende verzoek tot het treffen van handhavingsmaatregelen vermeldt als datum van binnenkomst bij verweerder 18 september 2002. Verweerder heeft niet tijdig, binnen de in artikel 18.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer gestelde termijn van vier weken, op het verzoek beslist.
2.4. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen. De Voorzitter ziet aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. treft de voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel wordt opgedragen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een beslissing op het verzoek te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 80,50, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Gemert-Bakel te worden betaald aan verzoeker;
III. gelast dat de gemeente Gemert-Bakel aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Taal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2003
154.