ECLI:NL:RVS:2003:AH9453

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206160/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen de aanwijzing van percelen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de raad van de gemeente Achtkarspelen, waarbij een aantal percelen zijn aangewezen waarop de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing is. Het besluit van de raad, genomen op 27 september 2001, werd door de rechtbank Leeuwarden op 8 oktober 2002 in stand gehouden, waarbij het bezwaar van de appellant kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, die naast de aangewezen percelen woont, vreest dat zijn woongenot zal worden aangetast door de vestiging van het voorkeursrecht, maar de rechtbank oordeelt dat hij geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad van State heeft de zaak op 12 juni 2003 behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen en de raad vertegenwoordigd werd door een ambtenaar. De Raad overweegt dat volgens artikel 1:2 van de Awb alleen diegenen die rechtstreeks bij een besluit betrokken zijn, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellant geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit, aangezien de gevreesde woningbouw niet direct uit het besluit voortvloeit.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de raad van de gemeente terecht heeft afgezien van het horen van de appellant, zoals toegestaan onder artikel 7:3 van de Awb. De grief van de appellant over het missen van de zitting bij de rechtbank wegens vakantie wordt verworpen, omdat hij in hoger beroep alsnog de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt toe te lichten.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 9 juli 2003.

Uitspraak

200206160/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 8 oktober 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de raad van de gemeente Achtkarspelen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2001 heeft de raad van de gemeente Achtkarspelen (hierna: de raad) een aantal percelen aangewezen als percelen waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) van toepassing zijn.
Bij besluit van 6 februari 2002 heeft de raad het daartegen door appellant gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2002, verzonden op 9 oktober 2002, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 januari 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 februari 2003 heeft de raad een van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2003, waar appellant in persoon en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Pieters, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 7:3 van de Awb kan, voorzover thans van belang, van het horen van belanghebbenden worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.2. Appellant woont naast de aangewezen percelen. Hij is tegen de vestiging van het onderhavige voorkeursrecht opgekomen, omdat hij voorziet dat zijn woongenot zal worden aangetast, wanneer de desbetreffende gronden niet langer agrarisch worden gebruikt.
2.3. De rechtbank is de raad terecht gevolgd in zijn standpunt dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk is, nu appellant geen belanghebbende is bij het onderhavige besluit.
De Wvg is in het leven geroepen teneinde het de gemeente mogelijk te maken door grondverwerving haar ruimtelijk beleid te verwezenlijken. De vestiging van een voorkeursrecht heeft tot gevolg dat de eigenaar van het desbetreffende perceel wordt beperkt in zijn mogelijkheden tot vervreemding hiervan. De door appellant gevreesde woningbouw is geen direct uit het besluit voortvloeiend gevolg. Voor de eventuele realisering van die woningbouw zijn één of meer andere besluiten nodig, waartegen appellant, naar moet worden aangenomen, wel kan opkomen. Niet is gebleken dat appellant een rechtstreeks bij het in geding zijnde besluit betrokken belang heeft, zodat hij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.
2.4. Gelet op het voorgaande, alsmede op artikel 7:3 van de Awb, moet met de rechtbank worden geoordeeld dat de raad ervan heeft kunnen afzien appellant te horen.
De grief van appellant dat hij door afwezigheid wegens vakantie de (aangetekende) oproep voor de zitting bij de rechtbank heeft gemist, slaagt evenmin. Nog daargelaten dat het in beginsel aan appellant is om zijn tijdens zijn vakantie voor zijn post zorg te dragen, is dit gebrek, zo daarvan al sprake zou zijn, in hoger beroep hersteld, nu appellant hierbij in de gelegenheid is gesteld zijn hoger beroepschrift toe te lichten en hiervan ook gebruik heeft gemaakt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Koutstaal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2003
383.