ECLI:NL:RVS:2003:AH9828

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301789/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan "De Zandleij" te Tilburg

Op 11 juli 2003 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over verzoeken om voorlopige voorzieningen met betrekking tot het bestemmingsplan "De Zandleij" in Tilburg. Dit bestemmingsplan werd op 24 juni 2002 vastgesteld door de gemeenteraad van Tilburg. Verzoekster sub 1, een bedrijf gevestigd te [plaats], en de Brabantse Milieufederatie, samen met andere verzoekers, hebben beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit plan door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn ingediend op 21 en 26 maart 2003, en zijn behandeld op 24 juni 2003.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat verzoekster sub 1 geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de huidige bedrijfsactiviteiten op haar perceel zijn toegestaan onder het nieuwe bestemmingsplan. De Voorzitter oordeelt dat de gebruiksmogelijkheden van het perceel niet zijn beperkt ten opzichte van het vorige plan en dat verzoekster geen concrete plannen heeft om haar bedrijfsvoering te wijzigen of uit te breiden. Daarom werd het verzoek van verzoekster sub 1 afgewezen.

Verzoekers sub 2, die zich verzetten tegen de goedkeuring van het plan voor het oostelijke deel van Camping Duinhoeve, hebben ook geen spoedeisend belang aangetoond. De Voorzitter concludeert dat er momenteel geen concrete plannen zijn voor uitbreiding van de camping en dat de huidige gebruiksregels niet worden overtreden. De verzoeken van beide partijen zijn derhalve afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 juli 2003.

Uitspraak

200301789/2.
Datum uitspraak: 11 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te [plaats],
2. Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg, en andere,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2002 heeft de gemeenteraad van Tilburg het bestemmingsplan "De Zandleij" vastgesteld.
Bij besluit van 20 januari 2003, nummer 846116, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekster sub 1 bij brief van 21 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2003, en verzoekers sub 2 bij brief van 26 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 24 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2003, heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 26 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2003, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 juni 2003, waar verzoekers sub 2, vertegenwoordigd door T. Cooijmans, en verweerder, vertegenwoordigd door P.H.G.M. Jansen, ambtenaar bij de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord ing. P.J.A.A. Lemmers, ambtenaar bij de gemeente, namens het gemeentebestuur van Tilburg, en P.A.H. Verhoeven namens het Campingbedrijf Duinhoeve.
Verzoekster sub 1 is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan heeft betrekking op het buitengebied direct ten noorden van de Noordoosttangent 2e fase en de noordgrens van het bestemmingsplan “Nieuwe Waranda fase 1” en het gebied ten zuidwesten, noordoosten en noorden van de kern Udenhout.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit plan gedeeltelijk goedgekeurd.
2.3. Verzoekster sub 1 stelt dat verweerder het bestemmingsplan, voorzover dat betrekking heeft op haar perceel aan de [locatie] te [plaats], niet had mogen goedkeuren. Zij meent dat de gebruiksmogelijkheden van haar perceel ten onrechte zijn beperkt ten opzichte van het vorige plan.
2.3.1. In het plan is aan het perceel van verzoekster de bestemming “Niet-buitengebied gebonden bedrijven“ toegekend.
Ingevolge artikel 2.18, onder A, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor de handhaving van de bestaande bedrijven conform de “Staat van niet-buitengebied gebonden bedrijven”. In de bijlage bij artikel 2.18 is het perceel van verzoekster aangewezen voor “Ambachtelijke en industriële bedrijven in categorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten”. Daarbij is tevens bepaald dat de huidige oppervlakte bebouwing (incl. bijgebouwen en woning) met 10% mag worden uitgebreid.
2.3.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de bedrijfsactiviteiten voorzover verzoekster die ter plaatse verricht op grond van de bestemmingsregeling zijn toegestaan. Het plan leidt dan ook niet tot een beperking van de huidige bedrijfsvoering.
Voorts is niet gebleken dat verzoekster concrete plannen heeft om haar bedrijfsvoering te wijzigen of uit te breiden. De uitbreidingsmogelijkheden die zij op grond van het vorige plan had, heeft zij niet benut.
2.3.3. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat verzoekster sub 1 geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Haar verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.4. Verzoekers sub 2 kunnen zich niet verenigen met de goedkeuring van het plan, voorzover dat betrekking heeft op het oostelijke deel van Camping Duinhoeve. Het plan biedt volgens hen de mogelijkheid de camping aan de oostzijde uit te breiden. Zij achten dit ongewenst gezien de ligging van de camping tegen het natuurgebied Loonse en Drunense Duinen. Verzoekers hebben de Voorzitter dan ook gevraagd een voorlopige voorziening te treffen waarmee wordt voorkomen dat uitbreiding aan de oostzijde kan plaatsvinden.
2.4.1. De in geding zijnde gronden zijn in het plan bestemd als “Camping” met de nadere aanduidingen “Kampeerdoeleinden B” en “Dagrecreatie”.
Ingevolge artikel 2.10, onder A, van de planvoorschriften zijn de gronden die zijn aangewezen voor “Kampeerdoeleinden B” onder meer bestemd voor verblijfsrecreatie, sanitaire voorzieningen en parkeervoorzieningen.
De gronden die zijn aangewezen voor “Dagrecreatie” zijn bestemd voor dagrecreatie en parkeervoorzieningen.
In het plan is – evenals in het voorheen geldende plan – geen aanlegvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden.
2.4.2. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is het oostelijke deel van de camping momenteel een onbebouwd stuk grasland, dat wordt gebruikt als speelveld. Het noordelijke gedeelte van het speelveld dat in het plan is bestemd voor “Kampeerdoeleinden B” wordt in drukke perioden incidenteel gebruikt voor het plaatsen van kampeermiddelen. Zowel het voorheen geldende plan als het huidige plan bieden hiertoe de mogelijkheid.
Op het gedeelte van het speelveld dat in het plan is bestemd voor “Dagrecreatie” vindt tot nu toe uitsluitend dagrecreatie plaats. Weliswaar kunnen deze gronden na het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 3.1 van de planvoorschriften worden gebruikt voor verblijfsrecreatie, doch tegen het besluit tot verlening van een dergelijke vrijstelling staan rechtsmiddelen open.
Namens Campingbedrijf Duinhoeve is ter zitting uitdrukkelijk gesteld dat er momenteel geen concrete plannen bestaan om het huidige gebruik van het oostelijke deel van de camping te wijzigen. Daarbij heeft de exploitant tevens verklaard dat – in afwachting van de uitspraak in de bodemzaak – geen bebouwing op de desbetreffende gronden zal worden opgericht en dat op deze gronden ook overigens geen werken of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd met het oog op een mogelijke uitbreiding van de camping.
2.4.3. Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat verzoekers sub 2 geen spoedeisend belang hebben bij een schorsing van het bestreden besluit, voorzover daarbij goedkeuring is verleend aan het desbetreffende plandeel.
Hun verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2003
208.