ECLI:NL:RVS:2003:AH9840

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303184/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • W.M. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestuursdwang door college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn op 18 januari 1999 een besluit genomen waarbij verzoeker werd gelast om obstakels, waaronder een slagboom, op een strook grond naast zijn perceel te verwijderen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank, die zijn beroep op 16 mei 2000 ongegrond verklaarde. Verzoeker ging in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 29 augustus 2001 het hoger beroep gegrond verklaarde en het college opdroeg een nieuw besluit te nemen. Het college heeft op 14 februari 2003 opnieuw de bezwaren van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, die op 4 april 2003 zijn beroep ongegrond verklaarde. Verzoeker heeft vervolgens de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat op 27 juni 2003 ter zitting is behandeld. De Voorzitter heeft overwogen dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Het belang van verzoeker bij de gevraagde voorziening, namelijk het kunnen parkeren van zijn auto en aanhangwagen, werd niet zwaarwegend genoeg geacht, vooral omdat het college heeft aangegeven dat er openbare parkeergelegenheden in de nabijheid zijn. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd op 9 juli 2003 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200303184/2.
Datum uitspraak: 9 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Zutphen van 4 april 2003 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang gelast alle door hem aangebrachte obstakels, waaronder een slagboom, op de strook grond naast zijn perceel [locatie] te [plaats], te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 20 juli 1999 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 mei 2000, verzonden op 23 mei 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 augustus 2001, no. 200003098/1, heeft de Afdeling het daartegen door verzoeker ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar van 20 juli 1999 vernietigd, en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Bij besluit van 14 februari 2003 heeft het college, gevolg gevend aan de uitspraak van de Afdeling, de bezwaren van verzoeker wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 juni 2003.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 juni 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. J.H. Hermsen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door J. Groeneveld, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Indien in hoger beroep een uitvoerbaar besluit aan de orde is, komt daaraan te meer betekenis toe, nu in dat geval het besluit door een rechter in eerste aanleg als niet onrechtmatig is geoordeeld. Wel neemt het college, door het toepassen van bestuursdwang, terwijl dit besluit nog niet in rechte onaantastbaar is, een risico waarvan de mogelijke negatieve gevolgen voor zijn rekening kunnen komen.
2.2. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevochten uitspraak in de bodemprocedure geen stand zal houden.
2.3. Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat zijn belang bij de gevraagde voorziening gelegen is in het kunnen parkeren van zijn auto en aanhangwagen op de in het geding zijnde strook grond, nu hij naar zijn stellen geen andere parkeergelegenheid heeft. Andere belangen zijn door verzoeker niet naar voren gebracht. Desgevraagd heeft het college verklaard, en dit wordt op voorhand niet onaannemelijk geacht, dat verzoeker wel degelijk openbare parkeergelegenheden heeft in de nabijheid van zijn woning. Onder deze omstandigheden is het belang dat verzoeker heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening niet zo zwaarwegend, dat het college van handhaving zou moeten afzien.
2.4. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Haverkamp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2003
306-421.