200204431/1.
Datum uitspraak: 16 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs Borsele", gevestigd te Borsele,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Middelburg van 5 juli 2002 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Borsele.
Bij besluit van 2 november 2000 heeft de raad van de gemeente Borsele (hierna: de raad) het programma voor huisvestingsvoorzieningen 2001 en het overzicht van afgewezen voorzieningen vastgesteld.
Bij besluit van 1 november 2001 heeft de raad het daartegen door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 12 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 14 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 september 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van 11 oktober 2002 en 15 april 2003 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 mei 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. A. de Vries en C. van Maldegem, en de raad, vertegenwoordigd door P.J.A. van de Waart-Koole, zijn verschenen.
2.1. Bij besluit van 2 november 2000 heeft de raad voor het jaar 2001 vastgesteld het Programma van huisvestingsvoorzieningen en het Overzicht van de voorzieningen die niet in het programma zijn opgenomen. Op het programma is ten behoeve van de christelijke basisschool "De Rank" (hierna: "De Rank") opgenomen de voorziening "uitbreiding in permanente vorm ten behoeve van de vijfde groep leerlingen (maximaal 105 m2)". Het speellokaal waarop appellante - naar tussen partijen niet langer in geschil is - op grond van de verordening in beginsel aanspraak heeft, is niet op het programma geplaatst en evenmin opgenomen in het overzicht.
2.2. Uit de artikelen 95 en 96 van de Wet op het primair onderwijs (hierna ook: de WPO) - in onderling verband gelezen - volgt, dat alle voorzieningen waarvoor een aanvraag is ingediend, dienen voor te komen op het Programma van huisvestingsvoorzieningen dan wel het Overzicht van de voorzieningen die niet in het programma zijn opgenomen. Gelet hierop wordt het besluit van 2 november 2000 tevens aangemerkt als een weigering ten aanzien van het speellokaal een beslissing te nemen, waartegen appellante bij brief van 15 december 2000 bezwaar heeft gemaakt.
2.2.1. Bij besluit van 1 november 2001 heeft de raad naar aanleiding van het door appellante tegen het besluit van 2 november 2000 gemaakte bezwaar dit besluit in zoverre herroepen dat voor extra huisvesting ten behoeve van bewegingsonderwijs aan vier tot en met zesjarigen wordt verwezen naar het naast "De Rank" gelegen speellokaal in de openbare basisschool "De Linden" (hierna: "De Linden"). Gelet op het hiervoor onder 2.2. overwogene wordt dit besluit aldus uitgelegd, dat de raad daarbij heeft besloten de voorziening in de onderwijshuisvesting, bestaande uit ruimte voor een speellokaal, alsnog op te nemen op het Overzicht van de voorzieningen die niet in het programma zijn opgenomen.
2.3. Appellante heeft - zakelijk weergegeven - in hoger beroep enkel betoogd, dat anders dan de rechtbank heeft overwogen, medegebruik slechts mogelijk is, indien sprake is van een ruimte die leegstaat en derhalve ter vrije beschikking aan de medegebruiker kan worden gegeven.
2.3.1. Dit betoog faalt. Zoals appellante op zichzelf terecht aangeeft, is het begrip "medegebruik" in de Wet op het primair onderwijs noch in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Borsele nader gedefinieerd. Uit artikel 107, eerste lid, van de WPO volgt echter, dat onder medegebruik eveneens moet worden verstaan het gebruik van een gedeelte van een schoolgebouw op tijden dat dit niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school. Hoewel aannemelijk is dat een dergelijke vorm van medegebruik gevolgen heeft voor de gebruiksmogelijkheden van de ruimte door appellante, geeft hetgeen zij in dit verband heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat zij daardoor, meer of anders dan door de wetgever met het opnemen van de in artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d, van de WPO neergelegde weigeringsgrond is voorzien, in haar organisatorische of pedagogische vrijheid zal worden beperkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient - voorzover aangevallen - te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank te Middelburg van 5 juli 2002, voorzover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C. de Gooijer, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
De Voorzitter is verhinderd w.g. Van Loon
de uitspraak te ondertekenen ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2003