ECLI:NL:RVS:2003:AI0228

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303289/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • M.H. Broodman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende kinderopvang

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 juli 2003 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door de stichting "Stichting Algemeen Beheer en Bestuur Kinderopvang", h.o.d.n. Stichting Vill' ABB, gevestigd te Den Haag. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van 14 mei 2003, waarin het hoger beroep van verzoekster ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Den Haag van 17 september 2002 werd bevestigd.

De verzoekster heeft op 21 mei 2003 de Afdeling verzocht om herziening van de eerdere uitspraak. Dit verzoek werd aangevuld met brieven op 20 juni, 27 juni en 8 juli 2003. Tevens heeft verzoekster op 4 juli 2003 de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat het kindercentrum aan de [locatie] te [plaats] niet zou worden gesloten tijdens de herzieningsprocedure.

De Voorzitter heeft het verzoek op 10 juli 2003 ter zitting behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door gemachtigden en het college door mr. J. Schmal en M. Monnee. De Voorzitter overwoog dat het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot het behoud van de kinderopvang, maar dat de gronden voor herziening onvoldoende aannemelijk maakten dat een andere uitspraak mogelijk zou zijn geweest. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 juli 2003.

Uitspraak

200303289/2.
Datum uitspraak: 14 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het verzoek om herziening van:
de stichting "Stichting Algemeen Beheer en Bestuur Kinderopvang", h.o.d.n. Stichting Vill' ABB, gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
van de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2003, no. 200205868/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 14 mei 2003, no. 200205868/1, heeft de Afdeling het hoger beroep van verzoekster ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Den Haag van 17 september 2002 bevestigd.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2003, heeft verzoekster de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brieven van 20 juni 2003, 27 juni 2003 en 8 juli 2003. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [gemachtigde], bestuurslid, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Schmal en M. Monnee, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat hangende het verzoek om herziening het kindercentrum aan de [locatie] te [plaats] niet wordt gesloten.
2.2. Het verzoek om herziening vloeit voort uit de brief van wethouder Klijnsma aan de voorzitter van de commissie SZWI van de raad van de gemeente Den Haag gedateerd 10 april 2003, waarin zij vragen beantwoordt die bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2003 zijn gesteld over het kinderopvangbeleid. Deze brief bevat informatie over de inzet van zogenaamde BBL-ers als groepsleidster bij instellingen voor kinderopvang. Bedoelde brief is verzoekster – naar ter zitting desgevraagd is meegedeeld – onder ogen gekomen na de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2003.
2.3. Zo er al sprake is van feiten en omstandigheden die bij verzoekster vóór de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2003 niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, is onvoldoende aannemelijk dat deze tot een andere uitspraak zouden leiden, als zij bij de Afdeling eerder bekend waren geweest.
2.4. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient daarom te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Broodman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2003
204-421.